Nederlands 2 havo Fictie A - Ontwikkeling hoofdpersoon

Lesdoel: lekker lezen met poëzie en fictie
- Uitleg ontwikkeling hoofdpersoon (positief en negatief)
- Aan de slag (zelfstandig)onderdeel A - Fictie



1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lesdoel: lekker lezen met poëzie en fictie
- Uitleg ontwikkeling hoofdpersoon (positief en negatief)
- Aan de slag (zelfstandig)onderdeel A - Fictie



Slide 1 - Tekstslide

Onderwerpen
  1. Wat is fictie?
  2. Beoordelen / beoordelingswoorden
  3. Ontwikkeling hoofdpersoon

Slide 2 - Tekstslide

Wat is fictie?

Slide 3 - Woordweb

Wat is fictie?
  • Verzonnen werkelijkheid;
  • Boeken, strips, films en gedichten;
  • Gebeurtenissen en hoofdpersonen zijn bedacht.
  • Doel: amuseren

Slide 4 - Tekstslide

Beoordelen
  • wat vind je van je gelezen boek?
  • gebruik beoordelingswoorden 

Slide 5 - Tekstslide

beoordelingswoorden

Slide 6 - Woordweb

Fictie - A - blz. 192-195
Ontwikkeling hoofdpersoon 

Slide 7 - Tekstslide

Kenmerken hoofdpersoon
Je weet wat hij/zij...
  • doet (= ook bij bijpersoon)
  • zegt (ook bij bijpersoon)
  • denkt
  • voelt

Slide 8 - Tekstslide

Ontwikkeling hoofdpersoon
Vaak maakt hoofdpersoon een ontwikkeling door.

In probleemboeken heeft de hoofdpersoon een probleem en probeert dat op te lossen. Door dit proces verandert de hoofdpersoon.

Slide 9 - Tekstslide

Ontwikkeling hoofdpersoon
  • Positieve karakterontwikkeling
  • =
  • hoofdpersoon is ondanks alle obstakels, tegenslagen, eigen zwaktes aan het eind van het verhaal een beter mens geworden

  • Hoogmoed of jaloezie → naastenliefde
  • Boosheid → rechtvaardigheid of wijsheid
  • Hebzucht of vraatzucht → gematigdheid of naastenliefde
  • Luiheid → moed


Slide 10 - Tekstslide

Ontwikkeling hoofdpersoon
  • Negatieve karakterontwikkeling
  • =
  • hoofdpersoon komt in neerwaartse spiraal terecht waar hij/zij niet meer weet uit te klimmen. 

  • hoofdpersoon krijgt bijvoorbeeld de macht over iets en maakt daar steeds meer misbruik van > uiteindelijk vorm van zelfvernietiging


Slide 11 - Tekstslide

Maken:

Opdracht  2 , 3  en 4 (blz. 192-196)
Lees de tekst in stilte
Daarna in koppels de vragen beantwoorden



timer
20:00

Slide 12 - Tekstslide

Huiswerk: afmaken Fictie onderdeel A t/m blz 199

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 2
1 bijvoorbeeld:
- Hij weet niet zo goed hoe hij zich moet gedragen.
- Hij ziet het niet zitten om in een pleeggezin te gaan wonen.
- Hij is boos, omdat Jesse te laat was.
2 bijvoorbeeld:
- Ik vind dat Jesse best streng is voor Daniël.
- Ik vind het wel goed dat Jesse duidelijk zegt wat hij vindt.
3 bijvoorbeeld:
Ik verwacht dat Daniël nog wel een tijdje boos blijft doen.

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 3
  • 1 Daniël denkt dat hij zich uit gewoonte zo gedraagt.
  • 2 Daniël neemt het pepermuntje aan en zegt ‘Bedankt’.
  • 3 bijvoorbeeld: ja, want Daniël heeft zich op dezelfde manier van de wereld afgesloten als een slak die in zijn huisje zit.
  • 4 bijvoorbeeld: Het ‘blonde hoofd’ is waarschijnlijk nieuwsgierig, maar wil niet dat Daniël dat weet.
  • 5 bijvoorbeeld: Nee, want Daniël is nog steeds boos.

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 4.1 en 4.2
1 bijvoorbeeld: Nee, want je gaat niet naar ruitjespapier zoeken in een envelop.
2 Daniël reageert zo heftig omdat Marieke iets heeft gelezen wat heel persoonlijk was / omdat hij erop vertrouwde dat de andere gezinsleden niet in zijn spullen zouden snuffelen en nu is dat toch gebeurd.
 

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 4.3
3 bijvoorbeeld: 
- Ja, want door wat Daniël heeft meegemaakt heeft hij moeite om mensen te vertrouwen en dan komt zoiets extra hard aan.
- Nee, want de meeste mensen zouden heel erg kwaad worden als ze erachter kwamen dat iemand in privé dingen heeft zitten snuffelen.


Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 4.4 en 4.5
4 bijvoorbeeld: Waarschijnlijk is Marieke jaloers / bang dat ze nu minder aandacht van haar ouders krijgt.
5 eigen antwoord

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 4.6, 4.7 en 4.8
6 bijvoorbeeld: Hij had kunnen wachten tot Marja thuiskwam en dan aan haar hebben kunnen vertellen wat er was gebeurd.
7 bijvoorbeeld: Daniël kiest ervoor om weg te lopen, omdat hij nooit heeft geleerd hoe hij problemen op een goede manier moet oplossen.
8 eigen antwoord

Slide 19 - Tekstslide