6.6: Sociaal gedrag en toets heel Thema 6

zou je het fijn vinden om een extra les te krijgen op dinsdag tussen 10:00 en 15:00?
A
ja
B
nee
1 / 51
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

zou je het fijn vinden om een extra les te krijgen op dinsdag tussen 10:00 en 15:00?
A
ja
B
nee

Slide 1 - Quizvraag

zou je het fijn vinden om een extra les te krijgen op dinsdag tussen 10:00 en 15:00? vul je naam in en hoelaat je kan

Slide 2 - Open vraag

6.6 Sociaal gedrag

Slide 3 - Tekstslide

Wat is adequaat gedrag?

Slide 4 - Tekstslide

Wat is adequaat gedrag?
Gedrag dat het voortplantingssucces/fitness van het individu verhoogt.

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen
1. Je kunt verschillende vormen van sociaal gedrag herkennen en uitleggen.
2. Je kunt de functie van verschillende vormen van sociaal gedrag uitleggen 
3. Je kunt uitleggen waarom sociaal gedrag belangrijk adequaat gedrag is

Slide 6 - Tekstslide

Sociaal gedrag
Sociaal gedrag is gedrag dat plaatsvindt bij onderlinge interactie tussen dieren van dezelfde soort.

Sociaal gedrag kan erg verschillen tussen diersoorten. Dit heeft te maken met de levenswijze van de dieren.
Sommige dieren leven solitair en hebben alleen contact met soortgenoten om te paren. Andere dieren vormen koppels (paren). Weer andere diersoorten leven in grote groepen. 

Slide 7 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van ...
Een diersoort dat een solitair leven leidt
Een diersoort dat paren vormt
Een diersoort dat in groepen leeft

Slide 8 - Tekstslide

Zijstapje  Mono- of polygaam?
Monogaam = 2 individuen paren voor het leven
Polygaam = 1 dier paart met meerdere soortgenoten

Mono= één
Poly= veel
Gamus = huwelijk

Slide 9 - Tekstslide

Signalen
Bij sociaal gedrag zijn signalen die individuen afgeven aan elkaar heel belangrijk

Signalen dienen als prikkels in sociaal gedrag en maken informatieoverdracht (communicatie) mogelijk

Slide 10 - Tekstslide

Signalen
Signalen kunnen worden afgegeven via:
  1. Geuren
  2. Kleuren
  3. Geluiden
  4. Houdingen
  5. Gebaren

Slide 11 - Tekstslide

1

Slide 12 - Video

04:34
welke signalen heb je allemaal voorbij zien komen bij de mieren?

Slide 13 - Open vraag

Balts en bronst
Balts:
Gedragsketen die dieren uitvoeren voorafgaand aan het paren
Functie: 
Verhogen motivatie tot voortplantingsgedrag
Verlagen motivatie tot aggressiegedrag 
Versterken paarband 

De signalen bij de balts zijn altijd soortspecifiek. Op deze manier wordt voorkomen dat paring plaatsvind met andere soorten. 

De signalen in de gedragsketen stammen af van gedrag uit andere gedragssystemen zoals aanvals- en vluchtgedrag, voedingsgedrag en verzorgingsgedrag. We spreken dan van geritualiseerd gedrag.


Slide 14 - Tekstslide

2

Slide 15 - Video

02:34
Is het baltsgedrag van deze pufferfish aangeboren gedrag of geleerd via een leerproces?
A
Aangeboren
B
Geleerd via een leerproces

Slide 16 - Quizvraag

02:40
Beargumenteer waarom het onmogelijk is dat baltsgedrag (bij solitaire diersoorten) wordt aangeleerd door een leerproces

Slide 17 - Open vraag

Territoriumgedrag
Samenleven met soortgenoten zorgt ook voor onderlinge competitie wat kan leiden tot onderlinge aggressie.

Door middel van territoriumgedrag proberen mannetjes een gebied voor zichzelf veilig te stellen waar ze kunnen eten en paren. Andere binnendringende mannetjes roepen dan ook dreiggedrag op. 

Slide 18 - Tekstslide

Conflict gedrag
Dreiggedrag is vaak een psychologisch spelletje en lang niet altijd zullen mannetjes ook daadwerkelijk gaan vechten. Dit leidt vaak tot conflict gedrag.

Conflict gedrag
Gedrag dat ontstaat als er voor meerdere gedragssystemen een even sterke motivatie is.

Bij een conflict weet een dier soms niet of hij moet vluchten of vechten. Dit kan leiden tot conflictgedrag. 

Een bijzondere vorm van conflict gedrag is oversprongsgedrag. Bij oversprongsgedrag gaat een dier opeens gedrag vertonen uit een heel ander gedragssysteem. 




Slide 19 - Tekstslide

Rangorde
Bij dieren die in groepen leven is vaak sprake van een rangorde.
Rangorde = de volgorde binnen een populatie van dominanste tot minst dominante individu

Slide 20 - Tekstslide

Rangorde
Functie van rangorde:
Er zijn minder onderlinge conflicten
Dieren weten hun rang binnen de rangorde. Degene met de hogere rang heeft voorrang op voedsel etc. 
Dit voorkomt dat dieren onderling gaan vechten om voedsel

Slide 21 - Tekstslide

Imponeergedrag
Meestal is dreiggedrag genoeg om een gevecht te voorkomen. 

Dieren dreigen door gebruik te maken van imponeergedrag.

Imponeergedrag = gedrag waarbij een dier zich zo groot en indrukwekkend mogelijk maakt.

Slide 22 - Tekstslide

Verzoeningsgedrag
In een conflictsituatie toont het ondergeschikte mannetje vaak verzoeningsgedrag

Verzoeningsgedrag verlaagt de aggressie van de belager.

In de foto rechts steekt de aap zijn hand uit. Dit is verzoeningsgedrag.

Slide 23 - Tekstslide

Statenvormende insecten
Sommige soorten insecten leven in staten

In staten is er een duidelijke taakverdeling. 

Voorbeeld Bijen:
Bijen leven in staten van duizenden bijen. De meeste bijen zijn werkbijen. Zij beschermen de populatie, verzamelen voedsel en zorgen voor de larven.

Slide 24 - Tekstslide

Quiz 
Bereid je de komende 5 minuten voor op de oefentoets.
Deze gaat over gedrag en het zintuigstelsel.
timer
5:00

Slide 25 - Tekstslide


Wat is ethologie?

A
Het bestuderen van gedrag
B
Het beïnvloeden van gedrag
C
Het gedrag van dieren veranderen
D
Het gedrag van mensen veranderen

Slide 26 - Quizvraag

Wat is gedrag?
A
Alles wat een mens of dier doet
B
lopen, iets pakken, lachen
C
spieren die werken
D
planten die water opnemen

Slide 27 - Quizvraag

Evi en Diede kiezen één bepaalde chinchilla uit en noteren vijf minuten lang, elke vijf seconden, welk gedrag dit dier vertoont. Hun resultaten staan in tabel 2.

Hoe wordt tabel 2 genoemd?
A
ethogram
B
practicum
C
protocol
D
kladpapiertje

Slide 28 - Quizvraag

Wat was een sleutelprikkel?
A
Een prikkel waar je altijd op reageert
B
Een prikkel waar je altijd hetzelfde op reageert
C
Een prikkel waar je elke keer verschillend op reageert
D
Een prikkel waarbij jij je sleutel beet houdt

Slide 29 - Quizvraag

Een supranormale prikkel is
A
prikkel die een doorslaggevende rol speelt bij het veroorzaken van een bepaald gedrag
B
prikkel die sterker een bepaald gedrag opwekt dan de normale sleutelprikkel
C
een prikkel die in het lichaam zelf ontstaat
D
een prikkel die je met je zintuigen waarneemt

Slide 30 - Quizvraag

1

Slide 31 - Video

02:18
Welk leerproces hoort bij dit filmpje?

Slide 32 - Open vraag

Wat is inprenting
A
leren door straffen en belonen
B
leren in een gevoelige periode
C
leren van soortgenoten
D
leren door trial and error

Slide 33 - Quizvraag

1

Slide 34 - Video

01:59
Welk soort sociaal gedrag hoort bij het filmpje?

Slide 35 - Open vraag

1

Slide 36 - Video

00:26
Welk soort sociaal gedrag hoort bij het filmpje?

Slide 37 - Open vraag

door gewenning (meerdere antwoorden mogelijk)
A
ga je minder reageren op prikkels
B
leer je door fouten te maken
C
leer je in een gevoelige periode
D
schrik je niet meer van je docent

Slide 38 - Quizvraag

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Spreeuwenjongen die pas uit het ei gekomen zijn, hebben hun ogen nog dicht. Wanneer een ouder op het nest landt, sperren ze onmiddellijk hun bek open.

Wat is de uitwendige prikkel voor dit gedrag van de spreeuwenjongen?
A
honger
B
het bewegen van het nest
C
het ruiken van de worm
D
het zien van de ouder

Slide 41 - Quizvraag

Een risico van deze methode is dat de olifanten op een gegeven moment niet meer op de vlucht zullen slaan voor dit kunstmatige geluid. Welk leerproces zorgt ervoor dat ze het geluid negeren?
A
Imitatie
B
Conditionering
C
Gewenning
D
inzicht

Slide 42 - Quizvraag

Maxime en Zolikha kiezen één bepaalde chinchilla uit en noteren vijf minuten lang, elke vijf seconden, welk gedrag dit dier vertoont. Hun resultaten staan in tabel 2.

Hoe wordt tabel 2 genoemd?
A
ethogram
B
practicum
C
protocol

Slide 43 - Quizvraag

proefondervindelijk leren heet ook wel
A
gewenning
B
imitatie
C
trial and error

Slide 44 - Quizvraag

Netvlies
Van welke richting valt het licht op het netvlies ?
A
van boven
B
van onder
C
van links
D
van rechts

Slide 45 - Quizvraag

accomoderen
A
het ontspannen van de oogspieren
B
het naar boven en naar beneden draaien van het oog
C
het aanpassen van de sterkte van de lens

Slide 46 - Quizvraag

de kegeltjes in het netvlies zijn voor
A
beeldvorming
B
kleuren zien
C
scherpte van het beeld
D
zwart/wit zien

Slide 47 - Quizvraag

Wat is het netvlies?
Wat is het vaatvlies?
A
R=Netvlies S=Vaatvlies
B
R=Netvlies Q=Vaatvlies
C
S=Netvlies R=Vaatvlies
D
S=Netvlies Q=Vaatvlies

Slide 48 - Quizvraag

Aan de slag met de leerdoelen
Maak opdracht 51 t/m 57 




Slide 49 - Tekstslide

Extra: Moraliteit bij dieren?
Geinteresseerd in dit onderwerp? Een lastige vraag die wetenschappers vaak hebben is waar komt moraliteit vandaan? Frans de Waal doet onderzoek naar moraliteit onder apen. Bekijk de video op de volgende slide als je het interessant vind. 

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Video