Les 4: Woordjes en herhaling el adverbio (bijwoorden)

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

We starten in 5 minuten met de les.

Slide 2 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer hoy?
A. Opstarten: les en absentie
B. Doornemen: el adverbio (bijwoorden)
C. Doornemen: Woordenschat
E. Afsluiting


Después de la clase...
Kan je el adverbio toepassen.

 

Los deberes para la próxima clase:
Lezen: Bron 3.3 pagina 142
Leren: Bron 3.1 en 3.2 pagina 142
Maken: opdracht 30 a, b en c pagina 131 en 132
Lesprogramma

Slide 3 - Tekstslide

Registro de asistencia

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Vocabulario
pagina 73
Je kan de nummers vinden op pagina 73.

Slide 6 - Tekstslide

Vocabulario
Bron 3.1 en 3.2

Slide 7 - Tekstslide

Schrijf de woordjes in het nederlands:
1.el novio
7.poderoso/a
2. de nuevo
8.la lucha
3.separarse
9.importante
4.la mentira
10.la profesión
5.la vida
11.proponer
6.es una pena
12.la duda

Slide 8 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
Werkwoorden
adorar
morir
la pobreza
católico
famosa
el obrero
proponer
el problema
miserable

Slide 9 - Sleepvraag

Vocabulario
pagina 73
Je kan de nummers vinden op pagina 73.

Slide 10 - Tekstslide

Vocabulario
Bron 3.2 en 3.3
maak oef.10a blz.110 en 10b blz.111 en 112

Slide 11 - Tekstslide

camarero
peluquera
enfermera
pintor
abogada
profesor
cocinero
bombero
policía

Slide 12 - Sleepvraag

Antwoorden oef.10a blz.110
1. la gente
2.la universidad
3.la sonrisa
4.la esposa
5.conocer
6.el encuentro
7.los derechos
8.la pobreza
9.aunque
10.además
Antwoorden oef.10b blz.111/112
1.escritor                   11.policía
2.abogada                12.obrero
3.enfermera            13.dependienta
4.pintor                      14.bombero
5.periodista
6.profesor
7.camarero
8.cocinera
9.peluquero
10.médico

Slide 13 - Tekstslide

Combineer de Spaanse woorden met de Nederlandse vertaling
la fama
adulto/a
la emisora
desear
raramente
invitar
uitnodigen
de roem
de zender
volwassen
wensen
zelden

Slide 14 - Sleepvraag

El adverbio
pagina 39
Je kan de uitleg pagina 39.
  • Wat is een bijwoord?
  • Vorm
  • Onregelmatige vormen

Slide 15 - Tekstslide

Wat is een bijwoord?
Een bijwoord is een woord dat meer informatie geeft over het woord waar het bij hoort:

  • Voorbeeld: De jongen loopt hard.
  • Voorbeeld: De jongen loopt ontzettend snel.
  • Voorbeeld: Gelukkig loopt de film goed af.

Slide 16 - Tekstslide

Vorm
Je vormt het bijwoord met:
Vrouwelijke vorm van een bijvoeglijke nw + MENTE.

 Voorbeeld: rápido - rápida - rápidamente
Zin: Pedro trabaja rapidamente - Pedro werkt snel.

 Voorbeeld: normal - normal - normalmente
Zin: Normalmente como en casa - Gewoonlijk eet ik thuis.

 Voorbeeld: amable - amable - amablemente
Zin: Me saluda muy amablemente - Hij groet me zeer vriendelijk.


Slide 17 - Tekstslide

El Adverbio
El Adverbio
Bijv.nw
bijv.nw vr
bijwoord
Betekenis
rápido
rápida
rápidamente
snel
normal
normal
normalmente
normaal
lamentable
lamentable
lamentablemente
jammer genoeg
atento
atenta
atentamente
aandachtig
feliz
feliz
felizmente
gelukkig
tranquilo
tranquila
tranquilamente
rustig
verdadero
verdadera
verdaderamente
waar/werkelijk
lento
lenta
lentamente
langzaam

Slide 18 - Tekstslide

Onregelmatige vormen
  • Es un buen chico= Hij is een goede jongen.
- Lo has hecho mal bien= Je hebt het goed gedaan. 
Bijv.nw
bijwoord
bueno
bien
goed
malo
mal
slecht

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het bijwoord van: cariñoso

Slide 20 - Open vraag

Wat is het bijwoord van: inteligente

Slide 21 - Open vraag

Wat is het bijwoord van: amable

Slide 22 - Open vraag

Wat is het bijwoord van: último

Slide 23 - Open vraag

Wat is het bijwoord van: alegre

Slide 24 - Open vraag

Lees de tekst hieronder. Noteer de vormen van het bijwoord in de tekst. Het zijn er 7.
  • Ayer la bonita modelo, Carolina Rosas, mejor conocida como Carita, asistió a la inauguración del nuevo parque de atracciones Mundo Cartoon en Buenos Aires. Por la mañana hacía buen tiempo, pero por la tarde el tiempo cambió radicalmente. Empezó a llover mucho y hacía mucho viento. Normalmente la modelo lleva paraguas, pero justamente ese día no. La modelo se escondió bajo un árbol, pero precisamente allí cayó mucha lluvia de los árboles. Rápidamente le dieron una toalla a la modelo para secarse. Tenía mucho frío y volvió directamente a casa.
  • radicalmente
  •  mucho
  •  normalmente
  •  justamente
  •  precisamente
  •  rápidamente
  •  directamente

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht 30 a en b p 132
  • buen                                goed/mooi
  • radicalmente                 radicaal
  • mucho                             veel
  • normalmente                normaalgesproken
  • justamente                     juist
  • precisamente                precies
  • rápidamente                  snel
  • directamente                 direct/meteen
pagina 39
Je kan de uitleg pagina 39.

Slide 26 - Tekstslide

Koffer 
rápidamente
koffer normalmente
koffer
eficientemente
koffer
excepciones
felizmente
aquí
alegremente
bueno
malo
fuertemente
lentamente
solamente
fácilmente
tristemente
suavemente
lealmente
socialmente
siempre
nunca

Slide 27 - Sleepvraag

Maken
  • siempre
  • completamente
  • precisamente
  • lentamente
  • claramente
  • normalmente

Slide 28 - Tekstslide

Maken
  • locamente
  • probablemente
  • normalmente
  • carinosamente
  • justamente
  • rápidamente

Slide 29 - Tekstslide


Wat heb je van 
deze les geleerd?

Slide 30 - Open vraag


Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Los deberes
Het huiswerk

Lezen: Bron 3.3 pagina 142
Leren: Bron 3.1 en 3.2 pagina142
Maken: opdracht 30 a, b en c p 131 en 132

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide