Keuzedeel Internationaal 1 les 8

 Wat is cultuur?
Keuzedeel Internationaal 1:
 (interculturele) diversiteit
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
Keuzedeel INTMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

 Wat is cultuur?
Keuzedeel Internationaal 1:
 (interculturele) diversiteit

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

About last week ...
Huiswerk gemaakt? 




Slide 2 - Tekstslide

Licentiecode ....zie Teams
Vandaag niet aangeschaft; dan stoppen met lessen!
This week ...
Hoofdstuk 3 opdr. 8 t/m 10 nakijken
Hoofdstuk 4 theorie
Opdracht 1, 2 &4

Slide 3 - Tekstslide

Culturele diversiteit:
De vijf meest voorkomende andere nationaliteiten in Nederland zijn: Turks, Marokkaans, Indonesisch, Duits en Surinaams. De laatste jaren zijn er vooral veel Polen en Syriërs in Nederland komen wonen.
Al deze mensen nemen hun eigen cultuur mee. Kenmerken van deze culturen worden overgenomen in de Nederlandse cultuur waardoor deze verandert.
De cultuur in een land die de meeste mensen hebben, noem je de dominante cultuur. In Nederland is dat bijvoorbeeld de Nederlandse cultuur en in Japan is dat de Japanse cultuur.
De andere kleinere culturele groepen noem je subculturen. Dit zijn in Nederland onder andere de Turkse en Poolse cultuur. Maar ook de jongerencultuur is een subcultuur.
Een subcultuur kan dus naast de dominante cultuur in een land bestaan. Als een subcultuur zich niet aan de regels houdt van de dominante cultuur, noem je dit tegencultuur. Een voorbeeld hiervan zijn milieuactivisten en voetbalhooligans.

Cultuurshock
Vijf fases:
  1. voorvertrek-fase
  2. vakantiegevoel-fase
  3. boosheids-fase
  4. aanpassingsfase
  5. thuiskeershock

F-cultuur: Fijnmazige cultuur
- veel, strakke en gedetailleerde (gedrag)regels
- de groep is het allerbelangrijkste
- traditionele cultuur

Kenmerken:
- veel respect en aanzien voor ouderen
- samen eten is belangrijk
Voorbeelden: Marokko, Turkije, China, Somalië en Vietnam.

G-cultuur: Grofmazige cultuur
- weinig, losse en globale regels
- individu is het belangrijkst
- moderne cultuur
Kenmerken:
- leven vanuit de eigen innerlijke normen en waarden
- ouderdom wordt vaak als negatief gezien
Voorbeelden: VS, Groot- Brittannië, Duitsland, Frankrijk, België en de Scandinavische landen.

Factoren die van invloed zijn of je meer tot een F-cultuur of meer tot een G-cultuur hoort:
economische factor
In een arm land is het groepsgevoel sterker omdat je de groep nodig hebt om te overleven.
religieuze factor
Een religie heeft vaak strakke regels. Ben je religieus dan moet je je ook aan deze regels houden.
sociale factor
De sociale omgeving waar je woont en werkt bepaalt voor een deel de regels waar je je aan moet houden.
individuele factor
Ieder mens is anders: houd je van structuur of meer van chaos en verrassingen?
Lesweek 5
Interculturele samenwerking
  • Interculturele sensitiviteit
  • Interculturele communicatie

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer je samenwerkt met mensen uit een andere cultuur noem je dit interculturele samenwerking. Het moeilijkste van interculturele samenwerking is de communicatie omdat verwachtingen, normen en waarden van mensen enorm van elkaar kunnen verschillen.
Om goed te communiceren met mensen uit een andere cultuur moet je intercultureel competent zijn. Je beseft dan dat er verschillen zijn tussen je eigen en de andere cultuur. Je weet wat de verschillen zijn en gaat hier op een sensitieve manier mee om. Dit betekent dat je rekening houdt met de gevoelens van een ander en dat je je kunt inleven in een ander.

Aan het eind van dit hoofdstuk: 
  • weet je wat interculturele sensitiviteit is en in hoeverre je dat zelf bent
  • kun je je verplaatsen in mensen met een andere culturele achtergrond
  • kun je in contact met anderen omgaan met cultuurverschillen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oriëntatie Interculturele samenwerking

Eigen ervaringen:
- mensen uit andere culturen?
- gebeurtenissen te maken met cultuurverschillen?
- belang verschillen tussen culturen?

Slide 6 - Tekstslide

Heb jij in je dagelijks leven te maken met mensen uit andere culturen? Zo ja, merk je iets van cultuurverschillen tijdens het omgaan met mensen uit anderen culturen? Je kunt hierbij bijvoorbeeld denken aan je vriendengroep, school, werk of de sportclub

Heb je ervaring met gebeurtenissen op je werkplek die te maken hebben met cultuurverschillen? Zo ja, wat is die ervaring dan?

Is het volgens jou belangrijk te weten wat de verschillen tussen culturen zijn? Leg uit waarom wel of niet.
Reflector Interculturele sensitiviteit
Benoem drie situaties waarbij je betrokken was en waarbij interculturele sensitiviteit een rol speelde.

Streepje voor?

Slide 7 - Tekstslide

De student leert door deze opdrachten te reflecteren op zijn eigen zienswijze ten aanzien van een aantal aspecten in de samenleving waarover verschillend gedacht kan worden. 
De student is zich bewust van zijn eigen interculturele sensitiviteit en weet dat overbruggen wordt vergemakkelijkt als je je ervan bewust bent dat er verschillen bestaan.

De reflector is een hulpmiddel om je interculturele vaardigheden in beeld te brengen. De reflector maakt je bewust van de houdingsaspecten van jezelf en anderen.

Streepje Voor is een publiek onderzoek naar onszelf en de Nederlandse samenleving. Wat betekent het om in Nederland een bepaalde huidskleur of afkomst te hebben. Doe de test op:
Hoe intercultureel sensitief ben ik? [BP]
Vlog maken van max 2 minuten
 > Vertel in hoeverre jij zelf intercultureel sensitief bent. Geef minimaal drie voorbeelden.
Lever in via Teams 

Slide 8 - Tekstslide

Intercultureel sensitief wil zeggen dat je naar een cultuur kunt kijken zowel vanuit je eigen referentiekader als vanuit het referentiekader van de ander. 

Je kunt je in gedachten verplaatsen én je kunt je gedrag aanpassen, zonder je identiteit te verliezen. 

Je beweegt je met gemak, met respect en met culturele flexibiliteit tussen de verschillende referentiekaders.

Interculturele sensitiviteit is dynamisch en niet statisch: het is een groeiproces.

De Amerikaanse antropologen Janet en Milton Bennett onderscheiden zes fasen in het groeiproces van interculturele sensitiviteit: 
  1. ontkenning, 
  2. weerstand, 
  3. minimaliseren, 
  4. aanvaarding, 
  5. aanpassing 
  6. en wederzijdse integratie. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Interculturele communicatie
Opdracht 4:
- slurpen ??
- niet te vroeg komen??
- met je hoofd knikken??


Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 5:
De student begrijpt waarom bepaalde zaken in de omgang tussen mensen problematisch kunnen zijn en weet dat dit te maken heeft met verschillen in cultuur.

Websites bekijken
Vb
Slurpen mag!
Van kinds af aan wordt je gezegd dat je niet mag slurpen met je soep. Eten hoort stil gekauwd te worden. Dit is netjes. In China laat je juist zien dat je je maaltijd lekker vindt door lekker te slurpen! Eet je je eten in stilte op, dan kan dat voor anderen betekenen dat je je eten niet zo lekker vindt.

Wanneer je in Latijns-Amerika wordt uitgenodigd voor een etentje of een feestje, kom dan niet te vroeg. Als je vroeg komt, wordt dit gezien als een gierig en gulzige eigenschap. Bovendien zul je merken dat je of de eerste bent die komt of dat je gastheer/gastvrouw nog niet gereed is. Het is gebruikelijk om een half uur tot een uur later te komen en zelfs dan ben je nog ruim op tijd.

Met het hoofd naar voren knikken wordt in de meeste landen als positief gezien, in ieder geval als een bevestiging of een 'ja'. Dit is anders in Bulgarije, Pakistan en India. Daar schudt men met het hoofd heen en weer. In Japan wordt er wel naar voren geknikt, maar dit kan 'ja', 'nee', 'ik weet het niet' of 'ik weet het wel, maar ik durf het niet te zeggen' betekenen.
Aan de slag!
Doornemen:
Theoriebronnen:
- interculturele sensitiviteit
- interculturele communicatie
Maken:
Opdrachten:
- 1 t/m 5 (interculturele samenwerking)



Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies