Samengestelde zinnen
1 / 14
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Link
Slide 4 - Tekstslide
Schrijf het voegwoord en de persoonsvormen op:
Omdat mijn oma een hekel heeft aan het openbaar vervoer, gaat zij altijd met de auto.
Omdat mijn oma een hekel heeft aan het openbaar vervoer, gaat zij altijd met de auto.
Slide 5 - Open vraag
Schrijf het voegwoord en de persoonsvormen van deze zin op:
Ik eet de lekkere koekjes op terwijl ik luister naar de uitleg.
Ik eet de lekkere koekjes op terwijl ik luister naar de uitleg.
Slide 6 - Open vraag
TL: Schrijf het voegwoord en de persoonsvormen van deze zin op:
Vandaag gaat het regenen maar morgen blijft het droog.
Vandaag gaat het regenen maar morgen blijft het droog.
Slide 7 - Open vraag
Maak een samengestelde zin met 3 persoonsvormen
Slide 8 - Open vraag
Slide 9 - Tekstslide
Een voegwoord om een zin samen te voegen staat:
A
Altijd aan het begin van de zin
B
Altijd in het midden van de zinnen
C
Kan aan het begin en in het midden staan
D
Altijd aan het einde van de laatste zin.
Slide 10 - Quizvraag
Samengestelde zinnen hebben altijd
A
maar 1 persoonsvorm
B
hebben geen persoonsvorm
C
geen idee
D
meerdere persoonsvormen
Slide 11 - Quizvraag
Noem minimaal 5 voegwoorden die je in deze les geleerd hebt
Slide 12 - Open vraag
Maak zelf een samengestelde zin
Slide 13 - Open vraag
Leerdoelen: ik kan benoemen wat samengestelde zinnen zijn en ben in staat deze op een correcte manier te maken. Ik herken de voegwoorden en de persoonsvormen in samengestelde zinnen.
😒🙁😐🙂😃
