Deviant op weg naar 1F thema 6 spelling en grammatica

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Nederlands

Thema 6 hoofdstuk 2

Spelling en grammatica

Doel

Aan het einde van deze les:

Hebben we tegenwoordige en verleden tijd herhaald.

Ken jij het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden

Tegenwoordige tijd

Woorden: vandaag, nu, straks, morgen, het 3e uur, in de pauze

Ik eet

Hij slaapt

Wij werken

Het gebeurt nu / het gaat nog gebeuren

De stam 

Lopen

fietsen

rennen

Verleden tijd

Het is al geweest

Ik droomde over de vakantie....

Ik sliep net zo lekker....

Woorden die je vaak ziet: 

gisteren, vorige week, afgelopen maand

Werkwoorden in de VT

Met werkwoorden in de verleden tijd is iets aan de hand.

We kennen sterke en zwakke werkwoorden.

Zwakke werkwoorden

Voorbeeld

Fietsen

Sterke werkwoorden

Samenvatten

Zwak werkwoord:

klank blijft gelijk.

leven --> leefden

werken --> werkten

lenen --> leenden

Klinkt hetzelfde!!

Sterk werkwoord:

Klank verandert

Vallen --> vielen

drinken --> dronken

rijden --> reden

Klinkt helemaal anders!!!

Samen oefenen

We gaan samen kijken of je de instructie begrepen hebt.

Je krijgt 2 sleepvragen die je gaat maken.

Een zwak werkwoord klinkt altijd hetzelfde in de verleden tijd

Rennen --> renden

Een sterk werkwoord klinkt anders in de verleden tijd

zwemmen --> zwommen

Zwak werkwoord

praten

doen

fietsen

drinken

denken

plaatsen

duiken

rennen

Sterke werkwoorden

Zwakke werkwoorden

Lopen

Eten

Gamen

Kijken

Voetballen

Bakken

sterke werkwoorden

zwakke werkwoorden

lopen

slapen

pakken

gapen

schrijven

bakken

schijnen

gamen

fietsen

klimmen

verhuizen

Studiemeter

www.studiemeter.nl 

Log in met je naam en wachtwoord

1. klik op Nederlands 

2. klik op via start taal online

3. klik op via-vooraf op weg naar 1F

4. klik op thema 6 spelling en grammatica