Thema 5 Stevigheid en beweging basisstof 4 Spieren KB

Thema 5 Stevigheid en beweging basisstof 4 Spieren.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 5 Stevigheid en beweging basisstof 4 Spieren.

Slide 1 - Tekstslide

Bekijk de afbeelding.

Welk soort beenverbinding is getekend bij nummer 3?
A
Door een gewricht
B
Door een kraakbeen
C
Door een naad
D
Vergroeid

Slide 2 - Quizvraag

In de afbeelding zie je een schoudergewricht.

Kies het juiste woord.

Deel 3 bestaat uit
A
beenweefsel
B
gewrichtssmeer
C
kraakbeenweefsel

Slide 3 - Quizvraag

Bij welk type gewricht draait het ene bot in de lengteas om het andere bot?
A
Bij een kogelgewricht
B
Bij een rolgewricht
C
Bij een scharniergewricht

Slide 4 - Quizvraag

Leerdoelen

5.4.1 Je kunt de bouw en werking van spieren beschrijven.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

spieren
Veel spieren zitten aan botten vast met skeletspieren.

Door deze skeletspieren beweeg je je lichaam. 

Alle skeletspieren samen vormen je spierstelsel.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

bouw spieren

Slide 9 - Tekstslide

spierbundels


De spier bestaat uit een aantal spierbundels.

Slide 10 - Tekstslide

spiervezels
De  spierbundels bestaan weer uit spiervezels. 

Elke spiervezel is ontstaan door samensmelting van heel veel spiercellen. 

Een spiervezel bevat dan ook veel celkernen.

Slide 11 - Tekstslide

bindwezels
Elke spierbundel is omgeven door bindweefsel. 

Ook om de hele spier ligt een laag bindweefsel: de spierschede. 

Het bindweefsel geeft stevigheid aan de spierbundel en de spier.

Slide 12 - Tekstslide

pezen

Aan de beide uiteinden van de spier gaat het bindweefsel van de spierschede over in de pezen.

 Hiermee zit de spier aan de botten vast.

Slide 13 - Tekstslide

Hoe werkt een spier?
  •  De spier krijgt een seintje van zenuwcellen.
• De spiervezels trekken hierdoor samen.
• De spier wordt korter en dikker.
• De spier trekt de botten waar hij aan vastzit, naar elkaar toe.
• Er ontstaat een beweging.

Slide 14 - Tekstslide

kuitspier is dun en lang 
(ontspannen)
kuitspier is dik en kort
(aangespannen)
Voor het samentrekken is energie nodig. Bij grote inspanningen trekken veel spiervezels samen. Er vindt dan veel verbranding plaats.

Slide 15 - Tekstslide

Antagonistisch paar
Spieren waarvan het samentrekken een tegengesteld effect heeft.

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk
Maken in je boek Thema 5 basisstof 4.

Opdracht 1 t/m 3 in je boek (BLZ 23-24)
en 
opdracht 5 t/m 8 (BLZ 25-26)

Slide 17 - Tekstslide

In de afbeelding zie je een rechterarm met beenderen, spieren, pezen en een zenuw. De twee afgebeelde spieren vormen samen de biceps.

Kun je de arm buigen met de biceps? En kun je de arm strekken met de biceps?
A
Niet buigen en ook niet strekken
B
Wel buigen, maar niet strekken
C
Wel strekken, maar niet buigen
D
Zowel buigen als strekken

Slide 18 - Quizvraag

Twee leerlingen doen een uitspraak over de werking van spieren.
Boris zegt dat de biceps en de triceps antagonisten zijn.
Liv zegt dat de armbuigspier en de armstrekspier een tegengesteld effect hebben.

Wie heeft/hebben gelijk?
A
Alleen Boris heeft gelijk
B
Alleen Liv heeft gelijk
C
Boris en Liv hebben allebei gelijk
D
Boris en Liv hebben geen van beiden gelijk

Slide 19 - Quizvraag

In de afbeelding zijn de beenderen en enkele spieren in de achterpoot van een kikker schematisch getekend. Als een kikker opspringt, strekt de kikker zijn achterpoten.


Deze spieren trekken zich samen.
1
2
3
4

Slide 20 - Sleepvraag