Debatteren 3F

1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolMBOLeerjaar 2Studiejaar 2

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag 
  • Inleveren opdracht 7 uitnodiging (zakelijke brief) --> ELO
  • Debatteren: de theorie 
  • Oefeningen: Woordentrein en ballondebat
  • Uitleg opdracht 8 - Debat 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • Je kent het verschil tussen een discussie en een debat. 
  • Je weet wat een drogreden is en kunt verschillende soorten drogredenen herkennen. 
  • Je kunt je tijd volpraten 30 seconden en 1 minuut
  • Je weet wat er van je verwacht wordt in portfolio-opdracht 8. 
  • Je hebt met je groepje een stelling geformuleerd & taken verdeeld. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een debat...
Is hetzelfde als een discussie
Is geen discussie
Is een discussie met regels
Ik heb geen idee

Slide 4 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Discussie en debat

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog over drogredenen?

Slide 9 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Drogredenen
Drogredenen zijn ongeldige argumenten of redeneringen. Deze moet je zelf dus vermijden, maar het is ook belangrijk om ze te herkennen als een ander ze gebruikt!

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Drogredenen
  1. Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
  2. Cirkelredenering
  3. Verkeerde vergelijking
  4. Generalisatie
  5. Onduiken van de bewijslast
  6. Verkeerd autoriteitsargument
  7. Beroep op traditie
  8. Persoonlijke aanval

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Drogredenen
  • Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
  • Cirkelredenering
  • Verkeerde vergelijking
  • Generalisatie

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De onjuiste oorzaak-gevolgrelatie


Er wordt tussen twee zaken een oorzaak-gevolgrelatie gelegd, terwijl die er niet is.

 
Veel ouderen die op een e-bike rijden hebben een ongeval gehad, dus is het rijden met een e-bike gevaarlijk.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
'Sinds de jaren tachtig worden er computers gebruikt in het basisonderwijs. En sinds de jaren tachtig hebben kinderen minder parate kennis. Door het gebruik van computers op school hebben kinderen dus minder parate kennis.'

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Cirkelredenering
Bij een cirkelredenering herhaal je je standpunt, alleen anders geformuleerd.


Ik vind haar niet aardig, want ik mag haar niet.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 De cirkelredenering
Bij een cirkelredenering herhaal je je standpunt, alleen anders geformuleerd.
Ik vind haar niet aardig, want ik mag haar niet.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cirkelredenering

'Dit kabinet maakt er echt een puinhoop van, want het kabinet doet helemaal niets goed!

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De verkeerde vergelijking
Je vergelijkt onterecht twee zaken met elkaar.

Volgens de NS hoeft in de sprinter geen wc te zitten. In een bus zit die toch ook niet.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkeerde vergelijking

'Het geschiedenisonderwijs kan beter worden afgeschaft. Wat gebeurd is, is gebeurd. Een versleten jas gooi je toch ook weg!'


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De overhaaste generalisatie 
Op grond van een of een enkel voorval wordt er een conclusie getrokken die voor alle gevallen geldt.


Mijn opa dronk elke dag een paar glazen jenever en is 98 jaar geworden, alcohol drinken is dus helemaal niet ongezond. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overhaaste generalisatie

'Hardlopen is helemaal niet gezond. Bij de marathon van vorige week is een man in elkaar gezakt en ter plekke overleden aan een hartaanval.'

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1) Ontduiken van de bewijslast
Je stelt het standpunt voor als iets wat helemaal vanzelfsprekend.
Dat weet toch iedereen?
Of
  Je komt niet zelf met een goed argument, maar je wil dat de ander bewjist dat jouw standpunt niet klopt.
Als jij het niet met me eens bent, bewijs dan maar eens waarom het niet zo is!

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werklozen zijn te beroerd om te werken, dat zie je wel aan mijn buurman.
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredenering
D
generalisatie

Slide 24 - Quizvraag

Op basis van te weinig gegevens stelt iemand een algemene regel vast
Iemand die niet vooraf een proefexamen maakt, haalt een slecht resultaat. Jim heeft een onvoldoende, dus hij heeft het proefexamen niet gemaakt.
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredenering
D
generalisatie

Slide 25 - Quizvraag

Een foute conclusie trekken; een verkeerde voorstelling van oorzaak en gevolg.
Supermarktmedewerkers moeten niet klagen als ze overuren maken, want winkeliers werken ook op koopavonden en zaterdag
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredening
D
generalisatie

Slide 26 - Quizvraag

er worden dingen met elkaar vergeleken die eigenlijk niet te vergelijken zijn
“Ik ben geen kleptomaan, want ik steel niet.”
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredenering
D
generalisatie

Slide 27 - Quizvraag

Een spreker of schrijver gebruikt bij een cirkelredenering de bewering als het argument zelf. Vaak geeft de spreker of schrijver een definitie of omschrijving van de bewering in zijn argument, zoals in onderstaand voorbeeld een niet-kleptomaan per definitie niet steelt.
Verkeerd autoriteitsargument
Je voert iemand op die helemaal geen autoriteit is op het gebied van het onderwerp van de discussie.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkeerd autoriteitsargument
'Ik weet zeker dat deze maaltijd gezond is, want dat heeft mijn fitnesstrainer gezegd.'

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beroep op traditie
Je geeft een argument dat gebaseerd is op het idee dat iets zo moet blijven omdat het altijd al zo geweest is.

'Waarom zou ik een mobiele telefoon aanschaffen? Vroeger had niemand een mobiele telefoon en de communicatie verliep altijd prima.'

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beroep op traditie
Natuurlijk moeten leerlingen met pen en papier blijven werken, dit is altijd zo geweest.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijke aanval
Bij een persoonlijke aanval wordt er niet op de bal, maar op de persoon gespeeld. 

 'Als je tegen Zwarte Piet bent, dan ben je geen echte Nederlander'. 

Dit argument valt iemand aan op zijn mening 


Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dat hoef ik niet te bewijzen, dat is gewoon zo!
A
Verkeerd autoriteitsargument
B
Beroep op traditie
C
Persoonlijke aanval
D
Ontduiken van bewijslast

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Condooms verergeren de verspreiding van aids, want dat zegt de paus.
A
Verkeerd autoriteitsargument
B
Beroep op traditie
C
Persoonlijke aanval
D
Ontduiken van bewijslast

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We eten nooit later dan zes uur, dus nu ook niet.
A
Verkeerd autoriteitsargument
B
Beroep op traditie
C
Persoonlijke aanval
D
Ontduiken van bewijslast

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nederland stelt niets voor, want het is maar een klein kikkerlandje.

A
Verkeerd autoriteitsargument
B
Beroep op traditie
C
Persoonlijke aanval
D
Ontduiken van bewijslast

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Werklozen zijn te beroerd om te werken, dat zie je wel aan mijn buurman.
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredenering
D
generalisatie

Slide 37 - Quizvraag

Op basis van te weinig gegevens stelt iemand een algemene regel vast

Slide 38 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Ballondebat

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel
Leren debatteren

leren argumenten verzinnen

Voorbereiding examen Gesprekken voeren

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Situatie
Plaats: een heteluchtballon

Probleem: hij zakt langzaam naar beneden

Oplossing: Iemand moet eruit.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Wie ben je?
Kies een personage, een bekende persoon die jij speelt.

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Voorbereiding
Bedenk zoveel mogelijk argumenten waarom jij zeker niet overboord moet.

(3 minuten)

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Debatteer


  • Vorm een groepje (5 personen)
  • Ieder houdt zijn verhaal. Waarom ben ik onmisbaar?
  • De anderen luisteren aandachtig.


Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Geef elkaar punten
Geef 3  punten aan degene die jij het beste vond.
Geef  2 punten aan de een na beste.
Geef 1 punt aan de twee na beste.

Schrijf je punten met de naam op een briefje (ANONIEM)
Vouw het briefje dicht en leg het in het midden.


Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een stelling?
  • Bewering of uitspraak
  • Hoeft niet waar te zijn
  • Met standpunten mening geven
  • Vaak gebruikt in debat of betoog
  • Lokt discussie uit

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een goede stelling?
  • Nooit een vraag
  • Eén zin
  • Geen ontkenning
  • Geen feit
  • Duidelijk 
  • Moet discussie op gang kunnen brengen 

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden 
  • Sportteams moeten altijd gemixt zijn.
  • Alcoholreclame moet verboden worden.
  • Alle kinderen zonder broertje of zusje moeten een huisdier krijgen.
  • Alle wc’s op scholen moeten genderneutraal worden.
  • Als een docent examens kwijtraakt, moeten alle leerlingen een voldoende krijgen.


Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 8- ELO
  • Maak groepjes van 4. 
  • Brainstorm over onderwerpen waarover je wilt debatteren. 
  • Kijk of er genoeg informatie over jullie onderwerp te vinden is. 
  • Formuleer met je groep een goede stelling. 
  • Twee groepsleden gaan vóór de stelling argumenteren; de andere twee tegen. 

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende week
  • Informatie: teksten & tv-fragmenten meenemen waarmee je de argumenten kan onderbouwen. 
  • Minimaal één bron per persoon en dus vier per groep.  

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies