Theme 4 - Lesson 9 + boektoets

Theme 4
After school

Lesson 9
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Theme 4
After school

Lesson 9

Slide 1 - Tekstslide

Today's lesson
TEST - Batman can't fly
Grammar 12 - Check exercise 27/28
p. 21 AB - p. 79 TB
Grammar herhaling 
Test Yourself - exercise 1 up to 5
p. 23 AB




Slide 2 - Tekstslide

Batman can't fly
Do the test - look up things in your book if needed

Ready? Put your test+book on the corner of the table 


Do Test Yourself - exercise 1 up to 5
But first - 27/28 if you haven't finished these yet.
p. 23 AB - use the grammar notes + explanation in your book!

Slide 3 - Tekstslide

Today's lesson
TEST - Batman can't fly
Grammar 12 - Check exercise 27/28
p. 21 AB - p. 79 TB
Grammar herhaling 
Test Yourself - exercise 1 up to 5
p. 23 AB




Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Exercise 27
  1. My – T-shirt/shirt
  2. Flip-flops/sandals - ours
  3. Bike – his
  4. Their – icecreams
  5. Surfboard – yours
  6. Its – branch/stick/bone/toy

Slide 7 - Tekstslide

Exercise 28
  1. Yours
  2. My
  3. Mine
  4. Our
  5. Ours
  6. Their
  7. His
  8. Our

Slide 8 - Tekstslide

Today's lesson
TEST - Batman can't fly
Grammar 12 - Check exercise 27/28
p. 21 AB - p. 79 TB
Grammar herhaling 
Test Yourself - exercise 1 up to 5
p. 23 AB




Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Betrekkelijke bijzinnen
who/that - bij mensen
which/that - dieren en dingen
whose- waarvan, van wie
whom - gaat samen met voorzetzels (by whom/to whom..)
That = informeler dan who/which, kan niet tussen komma's 
The girl, who is my best friend, has won the lottery

Slide 11 - Tekstslide

Relative clauses
Functie: geven extra informatie
1 onmisbare, noodzakelijke informatie
Chocolate is something which we can't get enough of.
(je kan who/which/that hier weglaten- er is geen komma en er staat een onderwerp achter)

2 extra, niet noodzakelijke informatie extra informatie
My friend, who is a pilot, is coming tonight,
  -tussen komma's
  -Je mag GEEN that gebruiken
 -Je kan who/which/ hier NIET weglaten




Slide 12 - Tekstslide

Today's lesson
TEST - Batman can't fly
Grammar 12 - Check exercise 27/28
p. 21 AB - p. 79 TB
Grammar herhaling 
Test Yourself - exercise 1 up to 5
p. 23 AB




Slide 13 - Tekstslide

2vm Homework English
Friday 4th of June
Do Test Yourself - 1 up to 5
Study words A up to I
Study stone 10/11/12
Study grammar 10/11/12


Friday 11th of June!

SE Theme 4 + lees- en schrijfvaardigheid

Slide 14 - Tekstslide

3c Homework English
Friday 4th of June
Do Test Yourself - 1 up to 5
Study words A up to I
Study stone 10/11/12
Study grammar 10/11/12
Friday 11th of June!

SE Theme 4 + lees- en schrijfvaardigheid

Slide 15 - Tekstslide

3d Homework English
Thursday 3rd of June
BOOKTEST 
Monday 7th of June
Do Test Yourself - 1 up to 5
Study words A up to I
Study stone 10/11/12
Study grammar 10/11/12



Friday 11th of June!

SE Theme 4 + lees- en schrijfvaardigheid

Slide 16 - Tekstslide

Relative Clauses 
Als je extra informatie over iets/iemand wilt geven, gebruik je een relative clause. (betrekkelijke bijzin in het Nederlands) 

Zo'n bijzin begint meestal met: who, which of that. In het Nederlands begint de zin vaak met die/dat. 

Slide 17 - Tekstslide

Relative Clauses
Who - personen 
Which - dieren of dingen 
That - personen, dieren of dingen. 
That is informeler dan who/which

Sam, who lives next door, is my best friend. Zonder de relative clause is het nog steeds een goedlopende zin. 

Slide 18 - Tekstslide

Soms heeft de bijzin alleen extra informatie. Je gebruikt dan nooit that, maar altijd who/which. Deze bijzin staat tussen komma's en kan weggelaten worden zonder dat de zin onduidelijk wordt. 

Carla, who is my best friend, loves to paint. 

Slide 19 - Tekstslide

Je kunt who/which samen met voorzetsels gebruiken. Meestal staat het voorzetsel dan achteraan in de bijzin. 
The gym, which we always practise in, is closed. 

Het voorzetsel kan ook vooraan in de bijzin staan, dit is formeler. Who veranderd dan soms in whom. 
The instructor, about whom you told me, is really nice. 

Slide 20 - Tekstslide

Whose geeft bezit aan. Je vertaalt het met: 
waarvan, van wie, wiens of wier. 

The girl, whose passion is dancing, went to the club. 

Slide 21 - Tekstslide

Questions?

Slide 22 - Woordweb

accomplish

Slide 23 - Open vraag

vary

Slide 24 - Open vraag

separate

Slide 25 - Open vraag

inkomen

Slide 26 - Open vraag

made (het beestje)

Slide 27 - Open vraag

kletsen

Slide 28 - Open vraag

Form(to be + ww + ing)
I am working
He / she / it is working
You / we / they are working


Use:
Om te vertellen over dingen die NU bezig zijn of om irritatie uit te drukken

I am working on my homework at the moment.
Look, he is running really fast!
My brother is always teasing me!
Form
I / you / we / they work
He works
She works        SHIT + S!!
It works

Use:
Om te vertellen over feiten, gewoontes en regelmatige gebeurtenissen.

I work at the supermarket every weekend
I brush my teeth twice a day.
Water boils at 100 degrees
Present Simple                                     Present Continuous

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Vul in:
Reading is my favourite ... (tijdverdrijf).

Slide 32 - Open vraag

Vul in:
My mum has got a .... (voltijd-) job.

Slide 33 - Open vraag

Betrekkelijke bijzinnen
who/that - bij mensen
which/that - dieren en dingen
whose- waarvan, van wie
whom - gaat samen met voorzetzels (by whom/to whom..)
That = informeler dan who/which, kan niet tussen komma's 
The girl, who is my best friend, has won the lottery

Slide 34 - Tekstslide

Relative clauses
Functie: geven extra informatie
1 onmisbare, noodzakelijke informatie
Chocolate is something which we can't get enough of.
(je kan who/which/that hier weglaten- er is geen komma en er staat een onderwerp achter)

2 extra, niet noodzakelijke informatie extra informatie
My friend, who is a pilot, is coming tonight,
  -tussen komma's
  -Je mag GEEN that gebruiken
 -Je kan who/which/ hier NIET weglaten




Slide 35 - Tekstslide