hoofdzinnen en bijzinnen

Samengestelde zinnen (herh.)
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Samengestelde zinnen (herh.)

Slide 1 - Tekstslide

Welke voegwoorden ken je?

Slide 2 - Open vraag

Voegwoorden

Een samengestelde zin kan een voegwoord hebben. (soms is er geen vw)

- nevenschikkende voegwoorden: deze verbinden twee hoofdzinnen met elkaar.

VB. en, of, maar, want, dus

- onderschikkende voegwoorden: deze verbinden een hoofdzin en bijzin met elkaar.

Vb. als, dat,  of, doordat, hoewel, mits, nadat, of, ofschoon, omdat, zodat, opdat, terwijl, toen, zodra...

Slide 3 - Tekstslide

In een hoofdzin staan onderwerp en persoonsvorm naast elkaar
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

In een bijzin kunnen er andere zinsdelen tussen onderwerp en persoonsvorm staan.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

In een hoofdzin staat de persoonsvorm vaak achter in de zin.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Een samengestelde zin bestaat altijd uit 1 hoofdzin en een of meer bijzinnen.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Uit een onderzoek van de onderwijsinspectie blijkt dat het beroerd gesteld is met de leesvaardigheid van 15-jarigen.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 8 - Quizvraag

Dit is zorgelijk, omdat er een sterk verband bestaat tussen een geringe leesvaardigheid en werkloosheid, lage lonen en beperkte carrièrekansen.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 9 - Quizvraag

Frisdrank, sap en energiedrank zijn populair onder jongeren, maar ze bevatten grote hoeveelheden suiker.
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 10 - Quizvraag

Daarom heb je na het drinken van deze drankjes geen vol gevoel, terwijl je wel een hoop calorieën hebt binnengekregen.
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 11 - Quizvraag

Hoofd- en bijzinnen

Samengestelde zinnen bestaan uit hoofdzinnen en bijzinnen.


Hij gaat morgen naar de dierentuin, want dan is de entree gratis.

Hij gaat morgen naar de dierentuin, omdat de entree gratis is.

Omdat de entree gratis is, gaat hij morgen naar de dierentuin.

Slide 12 - Tekstslide

voegwoorden: nsvg
nevenschikkende voegwoorden: verbinden 2 hoofdzinnen:
en, maar, want, dus, of 
let op: 'of' is soms een onderschikkend vw
Ik ga naar de film, of ik  ga naar de schouwburg.  (nsg vw)
Ik weet niet of ik naar de film ga. (osvgw)

Slide 13 - Tekstslide

voegwoorden: osvg
onderschikkende voegwoorden: verbinden hoofdzinnen en bijzinnen en bijzinnen en hoofdzinnen en bijzinnen en bijzinnen.
als, dan, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, omdat, opdat,, tenzij, terwijl, toen, voordat, zoals, zodat, zodra

 

Slide 14 - Tekstslide

Andere "voegwoorden"
Samengestelde zinnen kunnen ook verbonden zijn met andere woorden zoals:   wanneer, waardoor, hoewel

Wanneer het donker wordt, ga ik naar binnen.
Ik heb niet goed voor de toets geleerd, waardoor ik een onvoldoende heb gehaald.
Hoewel het  vandaag al lente is, is het toch erg regenachtig weer.

Slide 15 - Tekstslide

Noem minimaal 3 kenmerken van een hoofdzin.

Slide 16 - Open vraag

Noem minimaal 3 kenmerken van een bijzin.

Slide 17 - Open vraag

Kenmerken hoofdzin:

- Onderwerp  en persoonsvorm staan naast elkaar (er kan geen ander zinsdeel tussen: check met 'niet').


-persoonsvorm staat op plek 1 of 2 in de zin.


- Elke samengestelde zin heeft een hoofdzin

- Een samengestelde zin kan 2 HZ hebben (en of maar want, dus)

Kenmerken bijzin:

- onderwerp en persoonsvorm staan niet naast elkaar/ je kunt het woordje 'niet'ertussen zetten.


-persoonsvorm staat op de laatste of een na laatste plek in de zin.


- Niet elke samengestelde zin heeft eenbijzin.

- bijzin kan vooraan of achteraan staan.

Slide 18 - Tekstslide

Hoofd- en bijzinnen

Er zijn dus een paar combinaties mogelijk:

1. hoofdzin + hoofdzin

Hij zwaait opa en oma uit, want zij gaan een grote reis maken.

2. hoofdzin + bijzin

Hij hoopt dat hij opa en oma kan uitzwaaien.

3. bijzin + hoofdzin

Omdat opa en oma op reis gaan, zwaait hij ze uit.

Slide 19 - Tekstslide

Hoofd- en bijzinnen

Zo herken je hoofd- en bijzinnen:

1. Maak de zin vragend; dan vind je de PV van de hoofdzin.

2. Verander de zin van tijd; dan vind je alle pv's.

3. Zoek van de zinnen alle pv's en onderwerpen.

4. Probeer of je tussen de pv en ow een woord kunt invoegen.

      - Dat lukt niet: hoofdzin.

      - Dat lukt wel: bijzin.

Slide 20 - Tekstslide

Deze meneer beweert dat een blaffende hond niet bijt.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 21 - Quizvraag

Of Nederland snel uit de crisis komt, wachten we maar af.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 22 - Quizvraag

Wie de dader van de moord is, wordt nog niet bekend gemaakt.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 23 - Quizvraag

Sneeuwwitje werd ziek, doordat ze van de vergiftigde appel at.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 24 - Quizvraag

In het uitgaansgebied hangen camera's, want die vergroten de veiligheid.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 25 - Quizvraag

De meeste voetbalkenners twijfelen eraan of Nederland ooit wereldkampioen kan worden.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 26 - Quizvraag

Wanneer de leerleerlingen goed leren voor de toets, gaan ze vast en zeker een voldoende halen.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 27 - Quizvraag