Deze les gaat over de schooltaalwoorden die je in de klas tijdens drie lessen krijgt aangeboden. Via dit platform maak je verschillende oefeningen waardoor je de betekenissen van de woorden leert en onthoudt. Door het onthouden van deze woorden begrijp je de verschillende teksten die je in de
vaktheorie leest, beter.
Veel succes!
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1
In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Les 2 Schooltaalwoorden
Deze les gaat over de schooltaalwoorden die je in de klas tijdens drie lessen krijgt aangeboden. Via dit platform maak je verschillende oefeningen waardoor je de betekenissen van de woorden leert en onthoudt. Door het onthouden van deze woorden begrijp je de verschillende teksten die je in de
vaktheorie leest, beter.
Veel succes!
Slide 1 - Tekstslide
Weet je nog?
Plaats de prikkertjes in de tekst op de schooltaalwoorden.
Slide 2 - Sleepvraag
DOEL VAN DE Les 2
Je kunt in een informatieve tekst de schooltaalwoorden herkennen;
Je kunt met de schooltaalwoorden uit deze tekst een juiste zin maken
Slide 3 - Tekstslide
LES 2
In deze les maak je verschillende oefeningen met de schooltaalwoorden die je in les 2 hebt gelezen en
die je hebt gebruikt in de verschillende opdrachten.
Slide 4 - Tekstslide
Schooltaalwoorden in deze les
Slide 5 - Tekstslide
TEKST 2
Slide 6 - Tekstslide
Oefeningen
Nu volgen twee oefeningen die bij deze les horen.
Oefening 1 ~ Bestaat uit 5 zinnen waarbij je telkens het juiste woord kiest om een goede zin te maken.
Oefening 2 ~ Hier sleep je de juiste betekenis naar het schoolwoord.
Succes met het maken van deze oefeningen.
Slide 7 - Tekstslide
1. Het gedrag van de medewerker is ............ de sfeer in de winkel.
A
van invloed op
B
verbonden met
Slide 8 - Quizvraag
2. Als de winkel schoon is, zal de omzet ........ stijgen.
A
eventueel
B
nagenoeg
Slide 9 - Quizvraag
3. Kun jij ........... of de schappen gespiegeld zijn?
A
constateren
B
opgeven
Slide 10 - Quizvraag
4. Deze ijzeren wielen zijn .............. de trolleys.
A
verbonden met
B
grotendeels
Slide 11 - Quizvraag
5. Het is noodzakelijk dat het water is ....... een schoonmaakmiddel.