Ma 16 okt 't Kofschip

't Kofschip
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

't Kofschip

Slide 1 - Tekstslide

't kofschip X

Slide 2 - Tekstslide

Hoe werkt 't kofschip X

De stappen
Voorbeeld
1. Je hebt een werkwoord
straffen
2. je neemt de 'stam'
dat is het hele ww -en
dus 'straff' 
3. Wat is de laatste letter van de stam?
de laatste letter van straff = f
4. Zit deze letter in 't kofschip X?
ja     dan +te(n)
5. Neem de 'ik-vorm' van het ww +te(n)
strafte(n)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Klankvaste ww = zwakke ww 
Daar gebruik je het "t kofschip bij. Zwakken hebben hulp nodig
Om te bepalen wat de laatste letter is in VERLEDEN TIJD.
En bij het VOLTOOID DEELWOORD
verhuizen /verhuisde is verhuisd.

Slide 5 - Tekstslide

Sterke ww = klankveranderend 
Brengen/ bracht/ gebracht
Bewijzen/bewees/ bewezen
Stelen/ stal/ gestolen
Slapen/sliep/ geslapen

Slide 6 - Tekstslide

't kofschip bij zwakke ww
Is de laatste letter van de stam een medeklinker uit 't kofschip? --> ik-vorm + te(n)
Is de laatste letter van de stam GEEN medeklinker uit 't kofschip?
--> ik-vorm + de(n)

Slide 7 - Tekstslide

Zet de stappen van 't kofschip in de goede volgorde 
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Controleer of de laatste letter (medeklinker) in 't kofschip zit of niet
Kijk naar de laatste letter van de stam
Neem de stam van het werkwoord
Medeklinker wel in 't kofschip? >schrijf +te(n)
Medeklinker niet in 't kofschip? >schrijf +de(n)

Slide 8 - Sleepvraag

De laatste letter van de stam zit wel in 't kofschip-x, dus +te(n)
De laatste letter van de stam zit niet in 't kofschip-x, dus +de(n)
werken 
vergissen
verbazen 
knippen
branden 
beloven

Slide 9 - Sleepvraag

Je gebruikt 't kofschip bij:
A
Sterke werkwoorden
B
Zwakke werkwoorden

Slide 10 - Quizvraag


´t kofschip (2)
Hij ... veel in zijn leven.


A
reisde
B
reiste
C
rijsde
D
rijste

Slide 11 - Quizvraag


´t kofschip
Hij heeft in zijn leven veel ...


A
gereist
B
gereisd
C
gerijst
D
gerijsd

Slide 12 - Quizvraag

Wanneer gebruik je 't Kofschip-x?
Wanneer gebruik je 't Kofschip-x?
A
Bij de tegenwoordige tijd
B
Bij alle persoonsvormen.
C
Bij de verleden tijd
D
Bij elk werkwoord

Slide 13 - Quizvraag

Wanneer gebruik je het trucje
'T KoFSCHiP X?
A
Bij alle persoonsvormen.
B
Bij persoonsvormen in de tegenwoordige tijd.
C
Bij persoonsvormen in de verleden tijd.
D
Bij persoonsvormen in de verleden tijd en voltooid deelwoorden.

Slide 14 - Quizvraag

Voor het spellen van het voltooid deelwoord gebruik je 't kofschip
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Om de persoonsvorm te vervoegen met 't kofschip,
A
moet je de ik- vorm gebruiken
B
moet je de hij-vorm gebruiken
C
gebruik je het hele werkwoord zonder en
D
gebruik je het hele werkwoord

Slide 16 - Quizvraag

Vrijdag hebben we gebasketbal.

't kofschip-x
A
t
B
d

Slide 17 - Quizvraag

't kofschip-x
Hij heeft in de bergen gewandel.
A
t
B
d

Slide 18 - Quizvraag

Als de laatste letter van het werkwoord zonder -en niet in 't kofschip zit,
A
komt er een t bij in de verleden tijd.
B
komt er een d bij in de verleden tijd.
C
komt er niks bij in de verleden tijd.
D
komt er een dt bij in de verleden tijd.

Slide 19 - Quizvraag

't kofschip-x
Hij heeft de tv daar neergeze.
A
t
B
d

Slide 20 - Quizvraag

Welke letter doet NIET mee aan 't kofschip?
A
t
B
f
C
i
D
d

Slide 21 - Quizvraag

't kofschip-x
Zij heeft om geld gevraag.
A
t
B
d

Slide 22 - Quizvraag

't kofschip-x

Zij is naar Amsterdam gefiets.
A
d
B
t

Slide 23 - Quizvraag


´t kofschip
De hardloper ... naar lucht.


A
hapde
B
hapte
C
hapdde
D
haptte

Slide 24 - Quizvraag

voltooid deelwoord
onvoltooid deelwoord
infinitief
persoonsvorm verleden tijd
persoonsvorm tegenwoordige tijd
zong
gezongen
zingend
zingt
zingen

Slide 25 - Sleepvraag

Sleep het werkwoord naar de bijbehorende werkwoordsvorm.
persoonsvorm tt hij-vorm
persoonsvorm tt wij-vorm
persoonsvorm vt enkelvoud
persoonsvorm vt meervoud
voltooid deelwoord
tegenwoordig deelwoord
vertelt
pestten
veranderd
zou
pesten
lezend

Slide 26 - Sleepvraag

persoonsvorm tt enkelvoud
persoonsvorm tt meervoud
persoonsvorm vt enkelvoud
persoonsvorm vt meervoud
voltooid deelwoord
bijvoeglijk naamwoord
besteed of besteedt
bestede
besteed
besteden
besteedden
besteedde

Slide 27 - Sleepvraag

hele
werkwoord
Ik- werkwoord vt
voltooid deelwoord
ontzien
gedronken
lopen
liep
koken
kook
snoepte
gekookt
snoepen
vallen
gelopen
gevallen
viel
gesnoept

Slide 28 - Sleepvraag

Huiswerk voor di 17 okt
Maken opdr. 1 t/m 4
Voltooid deelwoord bl. 86 leren

Slide 29 - Tekstslide