12.1 Eigenschappen doorgeven 2324

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

12.1 Eigenschappen doorgeven

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen 12.1
'Eigenschappen doorgeven'
-Je kunt uitleggen wat homozygoot en heterozygoot betekent.

Je kunt uitleggen wat dominant en recessief is.
Je kunt uitleggen hoe eigenschappen overerven.
Je kunt voorspellen welke eigenschappen nakomelingen kunnen hebben.
Je kunt kruisingen met meer dan twee fenotypen uitwerken.



Slide 3 - Tekstslide

Hoe komt Dennis aan zijn blauwe ogen?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Hoeveel chromosomen bevat een ‘normale’ lichaaamscel?
A
46 chromosomen
B
44 chromosomen
C
33 chromosomen
D
23 chromosomen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen genotype en fenotype?

Slide 7 - Open vraag

12.1 'Eigenschappen doorgeven'

-Gen (bv voor oogkleur) bestaat uit meerdere varianten.
bv 1 allel voor bruin, 1 allel voor blauw.

 Het genotype bevat altijd twee allelen per eigenschap (één van moeder en één van vader).
 

Slide 8 - Tekstslide

Genotypen/fenotypen,

Genotype: informatie van 2 allelen voor 1 eigenschap.
Dus de info die in je DNA 'staat'

Fenotype: de informatie (of 'kenmerken') die je aan de 'buitenkant' ziet van persoon

Slide 9 - Tekstslide

Hetero- en homozygoot...
Homozygoot: als twee allelen voor de eigenschap gelijk aan elkaar zijn (bijvoorbeeld voor oogkleur: beiden blauw)

Heterozygoot: als de twee allelen verschillend zijn (bijvoorbeeld blauw/bruin)

Slide 10 - Tekstslide

Heterozygoot

Slide 11 - Tekstslide

Homozygoot of heterozygoot?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot

Slide 12 - Quizvraag

Welke stelling is juist?
A
Fenotype = genotype + milieu
B
Milieu = genotype + fenotype
C
Genotype = fenotype + milieu

Slide 13 - Quizvraag

Allelen doorgeven

Slide 14 - Tekstslide

Recessief en dominant
Dominant: het overheersende allel voor een eigenschap.

Recessief = het onderdrukte allel voor een eigenschap

Slide 15 - Tekstslide

Hoe komt Dennis aan zijn blauwe ogen?

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Hoe noteer je genotypen?
*Dominante allelen geef je aan met een hoofdletter
*Recessieve allelen geef je aan met een kleine letter. 

Tip: Kies áltijd een letter waarbij de hoofdletter niet lijkt op de kleine letter. 

Slide 18 - Tekstslide

Hoe noteer je genotypen?
Voor elke eigenschap 2 allelen.
Daarom: een genotype 'code' bestaat uit 2 letters. 

*BB betekent homozygoot dominant

*Bb betekent heterozygoot
*bb betekent homozygoot recessief

Slide 19 - Tekstslide

Taaislijmziekte is een ernstige erfelijke ziekte die wordt veroorzaakt door een recessief gen (r). Mensen die het dominante gen (R) bezitten, hebben de ziekte niet.
Het onderzoek wijst uit dat de baby geen taaislijmziekte zal krijgen.
Welk genotype of welke genotypen kan de baby hebben?
 

Sleep het vinkje naar het goede antwoord.

alleen rr
alleen Rr
alleen RR
Rr of rr
RR of Rr

Slide 20 - Sleepvraag

Mevrouw Pierik heeft blauwe ogen. Wat kan de code van haar genotype wat betreft 'oogkleur' zijn? (Tip: gebruik niet de letter 'O' - die verschilt namelijk niet van hoofd-of kleine letter!)

Slide 21 - Open vraag

Hoe zien de nakomelingen eruit?
Je kunt aan de hand van het genotype van ouders, een voorspelling doen over het genotype van de nakomelingen.
Hiervoor gebruik je een kruisingsschema

(Kruising = twee ouders die samen nakomelingen krijgen)

Slide 22 - Tekstslide

Hoe maak ik een kruisingsschema?

Slide 23 - Tekstslide

Handige filmpjes! 
https://www.youtube.com/watch?v=1LDuwM8uwTU 
7.30 min. 'Erfelijkheid - Kruisingsschema's'.
https://www.youtube.com/watch?v=CxfVnuSVUAI 
6 min. uitwerking van een opdracht over Cavia's. 

Slide 24 - Tekstslide


Bij mensen is het gen voor bruine ogen dominant over het gen van blauwe ogen. De vader van Juul en Jacques heeft blauwe ogen. Moeder heeft bruine ogen. Juul heeft blauwe ogen.

Hoe groot is de kans dat Jacques bruine ogen heeft?
Tip: Maak een kruisingsschema
A
0%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 25 - Quizvraag

Zijn er nog vragen of opmerkingen?
Ik hoor ze graag!

Slide 26 - Open vraag

Wat?
Lezen 12.1. Maken: 12.1 opdr. 1-7, 11, 13-15
Hoe?
In je werkboek. Je mag fluisterend overleggen. Als je wilt nakijken vraag je aan je docent of je je laptop mag pakken. 
Hulp?
Probeer er samen met je buurman/buurvrouw uit te komen. Steek je hand op als het samen niet lukt. 
Tijd?
10-15 minuten
Klaar?
Kijk je werk na en maak opdr. 16 en 17
Opbrengst
Je hebt je huiswerk af en nagekeken! Goed gedaan!

Slide 27 - Tekstslide

Afsluiten
  • Je kunt uitleggen wat homozygoot en heterozygoot betekent.
  • Je kunt uitleggen wat dominant en recessief is.
  • Je kunt uitleggen hoe eigenschappen overerven.
  • Je kunt voorspellen welke eigenschappen nakomelingen kunnen hebben.
  • Je kunt kruisingen met meer dan twee fenotypen uitwerken.



Klassikaal bespreken






Wachten met opruimen!
Blijf zitten tot de bel gaat
Vergeet straks je stoel niet aan te schuiven

Slide 28 - Tekstslide