H3: Dieren in beweging

• Mens & Natuur
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

v2e

Pak je chromebook, aantekeningenschrift, etui en EF-agenda!

Regels

• Spullen in orde! 
• Als ik aan het woord ben is het stil!
• Actieve werkhouding!

CSI: Sporen in het zand

Dossiers:

• Dier 1: "Ik leef op open vlaktes en moet snel vluchten."
• Dier 2: "Ik jaag ’s nachts en moet me stil kunnen voortbewegen."
• Dier 3: "Ik leef in bossen en moet goed kunnen staan, klimmen en iets vasthouden."

Lesprogramma

• Theoriekaart: Dieren in beweging
• Extra praktijkkaart: Wie heeft waar welke botten
• Feedback verwerken in werkstuk 
• Afsluiting 

Leerdoelen

• Ik benoem verbanden tussen vorm, bouw en leefwijze van organismen en de omgeving waarin deze organismen leven.
  
• Ik leg uit hoe en dieren zijn aangepast aan de manier van bewegen.

Bouw, Vorm & Leefwijze van Dieren

Dieren hebben een skelet voor stevigheid en beweging.

• Inwendig skelet → bijv. mens, kat, walvis
• Exoskelet → bijv. insect, kreeft

Vorm van het skelet is aangepast aan functie:

• Mol: graaft → korte, sterke poten
• Vleermuis: vliegt → vleugels van lange vingers
• Walvis: zwemt → brede vinnen

Hoe bewegen dieren? Zool-, Teen- en Topgangers

• Zoolganger (mens, beer): hele voet op de grond → stabiel; goed voor klimmen, staan, dragen

• Teenganger (kat, hond): op tenen → snel en stil; handig bij jagen

• Topganger (paard, hert): op teenpunten → heel snel; geschikt voor vluchten op open vlaktes

Aan de slag!

• Wat: Je gaat aan de slag met de extra praktijkkaart - wie heeft waar welke botten.
• Hoe: Je krijgt een werkblad van de docent -> lees de informatie en kleur de onderdelen.
• Hulp: Je werkt zelfstandig; overleggen mag.
• Tijd: 20 min
• Uitkomst: Je maakt een foto van je skelet en levert deze in in classroom.
• Klaar?: Verder werken aan werkstuk (aanpassen feedback).

Huiswerk

Schrijf op in je EF-agenda: Vrijdag 13 juni

• Maken vraag 31 t/m 39 uit je werkboek!