Lesson 5 Unit 5 tweede les
1 / 10
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Vul je bij deze zin een adjective of adverb in. Leg je antwoord uit en maak de zin kloppend.
He ___ reads a book. (quick)
He ___ reads a book. (quick)
Slide 2 - Open vraag
Vul je bij deze zin een adjective of adverb in. Leg je antwoord uit en maak de zin kloppend.
Mandy ___ is a pretty girl. (pretty)
Mandy ___ is a pretty girl. (pretty)
Slide 3 - Open vraag
Vul je bij deze zin een adjective of adverb in. Leg je antwoord uit en maak de zin kloppend.
The class is ___ loud today. (terrible)
The class is ___ loud today. (terrible)
Slide 4 - Open vraag
Vul je bij deze zin een adjective of adverb in. Leg je antwoord uit en maak de zin kloppend.
Max is a ___ singer. (good)
Max is a ___ singer. (good)
Slide 5 - Open vraag
Vul je bij deze zin een adjective of adverb in. Leg je antwoord uit en maak de zin kloppend.
You can ___ open this tin. (easy)
You can ___ open this tin. (easy)
Slide 6 - Open vraag
Vul je bij deze zin een adjective of adverb in. Leg je antwoord uit en maak de zin kloppend.
She sings this song ___ . (good)
She sings this song ___ . (good)
Slide 7 - Open vraag
Vul je bij deze zin een adjective of adverb in. Leg je antwoord uit en maak de zin kloppend.
He drives the car ___ . (careful)
He drives the car ___ . (careful)
