havo 4 beco - bedrijf starten H3

Je betaalt het telefoonabonnement vooruit.
A
Kosten
B
Uitgaven
C
Kosten en uitgaven
1 / 21
volgende
Slide 1: Quizvraag
Middelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Je betaalt het telefoonabonnement vooruit.
A
Kosten
B
Uitgaven
C
Kosten en uitgaven

Slide 1 - Quizvraag

Je betaalt het telefoonabonnement achteraf.
A
Kosten
B
Uitgaven
C
Kosten en uitgaven

Slide 2 - Quizvraag

Afschrijvingskosten zijn:
A
uitgaven die geen kosten zijn.
B
uitgaven
C
kosten die ook uitgaven zijn.
D
kosten die geen uitgaven zijn.

Slide 3 - Quizvraag

Je betaalt de aflossing op een lening.
A
Kosten
B
Uitgaven
C
Kosten en uitgaven

Slide 4 - Quizvraag

Je betaalt een crediteur
A
Kosten
B
Uitgaven
C
Kosten en uitgaven

Slide 5 - Quizvraag

Je maakt het loon over naar je werknemers.
A
Kosten
B
Uitgaven
C
Kosten en uitgaven

Slide 6 - Quizvraag

Kostensoorten
  1. De kosten van vermogen
  2. De kosten van grond
  3. De kosten van arbeid
  4. De kostn van diensten derden
  5. Inkoopwaarde omzet (= kosten verkochte producten)
  6. Kosten van duurzame productiemiddelen
  7. Kostprijs verhogende belastingen

Slide 7 - Tekstslide

Wat is GEEN kostprijsverhogende belasting?
A
Motorrijtuigenbelasting
B
Belasting toegevoegde waarde (btw)
C
Milieuheffing
D
Invoerrechten

Slide 8 - Quizvraag

Kosten van vermogen zijn ...
A
Afschrijvingskosten
B
Huurkosten
C
Interestkosten
D
Loonkosten

Slide 9 - Quizvraag

Kosten van duurzame productiemiddelen zijn ...
A
Afschrijvingskosten
B
Huurkosten
C
Interestkosten
D
Loonkosten

Slide 10 - Quizvraag

Kosten van arbeid zijn ...
A
Afschrijvingskosten
B
Huurkosten
C
Interestkosten
D
Loonkosten

Slide 11 - Quizvraag

Kosten van diensten van derden zijn ...
A
Invoerrechten
B
Onderhoudskosten
C
Interestkosten
D
Provisie bank

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Inkoop 100 printers a € 250 per stuk
Verkoop 25 printers a € 400 per stuk
Bereken de inkoopwaarde van de omzet

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen kosten en uitgaven?

Slide 21 - Open vraag