Thema 7 - les 9 en 10 - thema boeken

taal
les 10 - blz 56

Lees de opdrachten goed.

Juf legt ze uit.
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

taal
les 10 - blz 56

Lees de opdrachten goed.

Juf legt ze uit.

Slide 1 - Tekstslide

boek blz. 70

Slide 2 - Tekstslide

aandikken
een verhaal mooier of spannender maken door wat te overdrijven.
TT
ik dik aan
hij dikte aan
wij dikten aan
VT
Ik dikte aan
Hij dikte aan
Wij dikten aan
VOLTOOID DEELWOORD
Ik heb aangedikt
Toen ik tweehonderd kilo moest opdrukken voelde het alsof mijn armen langer werden.
Hij dikte zij prestaties een beetje aan om zijn verhaal beter te maken.

Slide 3 - Tekstslide

amper
nauwelijks
Ik had laatst zo'n pijn in mijn benen dat ik amper kon lopen.


Wat is het hier donker, ik kan amper iets zien.

Slide 4 - Tekstslide

de auteur
de schrijver of schrijfster 
Wie is de auteur van Dog Man?

Slide 5 - Tekstslide

bestuderen
iets heel goed bekijken, zorgen dat je veel van iets weet.
TT
ik bestudeer
hij bestudeert
wij bestuderen
VT
Ik bestudeerde
Hij bestudeerde
Wij bestudeerde-
VOLTOOID DEELWOORD
Ik heb bestuurdeerd
Ik vind het leuk om kookboeken te bestuderen.
Wat vind jij leuk om te bestuderen?

Slide 6 - Tekstslide

boeken verslinden
ontzettend veel boeken lezen.
Als kind las ik al ontzetten veel. Mijn moeder zie altijd: "Jij kunt boeken verslinden."

Slide 7 - Tekstslide

de boekenwurm
iemand die heel veel leest.
En als je boeken verslindt, wordt je ook wel een boekenwurm genoemd.

Slide 8 - Tekstslide

de encyclopedie
Een boek met tekst en plaatjes, waarin je informatie vindt over allerlei onderwerpen zoals: dieren, planten of geschiedenis
Eigenlijk is Wikipediaeen online encyclopedie. De informatie op Wikipedia klopt alleen niet altijd.

Slide 9 - Tekstslide

de illustratie
een foto of tekening bij een tekst.
Ik vind het fijn om illustraties te zien bij kookboeken. Dan weet ik tenminste hoe het gerecht er uit gaat zien.

Slide 10 - Tekstslide

de oplage
het aantal exemplaren dat er van een boek wordt gedrukt.
De oplage van dit boek gaat nu omhoog. Dit boek heeft een zilveren griffel gewonnen. Daardoor gaat een boek vaker verkocht worden.

Slide 11 - Tekstslide

de pagina
de bladzijde
Weet jij op welke pagina het verhaal stond dat bij deze les hoort?

Slide 12 - Tekstslide

raadplegen
1. iets opzoeken in een boek
2. iemand om raad vragen
Als ik een woord niet ken raadpleeg ik een woordenboek
Als ik niet weet wat ik moet doen in een lastige situatie dan raadpleeg ik mijn moeder.

Slide 13 - Tekstslide

het taalgebruik
de manier waarop iemand woorden gebruikt
Jouw taalgebruik moet altijd respectvol zijn. Ook is het belangrijk om goede zinnen te maken, anders is jouw taalgebruik niet duidelijk.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

woordparaplu
woordkast
woordweb
woordtrap

Slide 16 - Tekstslide


Je schrijft één woord in het midden, bijvoorbeeld de auteur. Daaromheen schrijf je woorden die erbij horen: schrijven, de tekst, de computer, nadenken.
Dat noem je een .....
A
woordtrap
B
woordkast
C
woordparaplu
D
woordweb

Slide 17 - Quizvraag


Onder het hoofdwoord (bijvoorbeeld film) schrijf je andere woorden die erbij horen, zoals avonturenfilm, natuurfilm, tekenfilm.
Dat noem je een .....
A
woordtrap
B
woordkast
C
woordparaplu
D
woordweb

Slide 18 - Quizvraag


Je zet de woorden in een bepaalde volgorde. Bijvoorbeeld: zwijgen, fluisteren, praten, schreeuwen.
Dat noem je een .....
A
woordtrap
B
woordkast
C
woordparaplu
D
woordweb

Slide 19 - Quizvraag


Je maakt twee rijen van woorden die bij elkaar horen. Bijvoorbeeld: een rij met woorden die bij de film horen en een rij met woorden die bij het boek horen.
Dat noem je een .....
A
woordtrap
B
woordkast
C
woordparaplu
D
woordweb

Slide 20 - Quizvraag

Sleep de woorden naar de juiste plek (woordkast)
schrijven
tekenen
de tekst
de lijnen
het kleurgebruik
het illustratie
de auteur
de woorden
het taalgebruik
de tekenaar

Slide 21 - Sleepvraag

Welk woord hoort erbij?
Een verhaal mooier maken.
A
een boekenwurm
B
de auteur
C
aandikken
D
bestuderen

Slide 22 - Quizvraag

Welk woord hoort erbij?
Iemand die veel leest.
A
een boekenwurm
B
de auteur
C
aandikken
D
bestuderen

Slide 23 - Quizvraag

Welk woord hoort erbij?
De woorden die je gebruikt.
A
boeken verslinden
B
de auteur
C
het taalgebruik
D
bestuderen

Slide 24 - Quizvraag

lesdoel
Ik leer woorden bij het thema boeken. 
Ik leer manieren om woorden te onthouden.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Link