In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 20 min
Onderdelen in deze les
taal
les 10 - blz 56
Lees de opdrachten goed.
Juf legt ze uit.
Slide 1 - Tekstslide
boek blz. 70
Slide 2 - Tekstslide
aandikken
een verhaal mooier of spannender maken door wat te overdrijven.
TT
ik dik aan
hij dikte aan
wij dikten aan
VT
Ik dikte aan
Hij dikte aan
Wij dikten aan
VOLTOOID DEELWOORD
Ik heb aangedikt
Toen ik tweehonderd kilo moest opdrukken voelde het alsof mijn armen langer werden.
Hij dikte zij prestaties een beetje aan om zijn verhaal beter te maken.
Slide 3 - Tekstslide
amper
nauwelijks
Ik had laatst zo'n pijn in mijn benen dat ik amper kon lopen.
Wat is het hier donker, ik kan amper iets zien.
Slide 4 - Tekstslide
de auteur
de schrijver of schrijfster
Wie is de auteur van Dog Man?
Slide 5 - Tekstslide
bestuderen
iets heel goed bekijken, zorgen dat je veel van iets weet.
TT
ik bestudeer
hij bestudeert
wij bestuderen
VT
Ik bestudeerde
Hij bestudeerde
Wij bestudeerde-
VOLTOOID DEELWOORD
Ik heb bestuurdeerd
Ik vind het leuk om kookboeken te bestuderen.
Wat vind jij leuk om te bestuderen?
Slide 6 - Tekstslide
boeken verslinden
ontzettend veel boeken lezen.
Als kind las ik al ontzetten veel. Mijn moeder zie altijd: "Jij kunt boeken verslinden."
Slide 7 - Tekstslide
de boekenwurm
iemand die heel veel leest.
En als je boeken verslindt, wordt je ook wel een boekenwurm genoemd.
Slide 8 - Tekstslide
de encyclopedie
Een boek met tekst en plaatjes, waarin je informatie vindt over allerlei onderwerpen zoals: dieren, planten of geschiedenis
Eigenlijk is Wikipediaeen online encyclopedie. De informatie op Wikipedia klopt alleen niet altijd.
Slide 9 - Tekstslide
de illustratie
een foto of tekening bij een tekst.
Ik vind het fijn om illustraties te zien bij kookboeken. Dan weet ik tenminste hoe het gerecht er uit gaat zien.
Slide 10 - Tekstslide
de oplage
het aantal exemplaren dat er van een boek wordt gedrukt.
De oplage van dit boek gaat nu omhoog. Dit boek heeft een zilveren griffel gewonnen. Daardoor gaat een boek vaker verkocht worden.
Slide 11 - Tekstslide
de pagina
de bladzijde
Weet jij op welke pagina het verhaal stond dat bij deze les hoort?
Slide 12 - Tekstslide
raadplegen
1. iets opzoeken in een boek
2. iemand om raad vragen
Als ik een woord niet ken raadpleeg ik een woordenboek
Als ik niet weet wat ik moet doen in een lastige situatie dan raadpleeg ik mijn moeder.
Slide 13 - Tekstslide
het taalgebruik
de manier waarop iemand woorden gebruikt
Jouw taalgebruik moet altijd respectvol zijn. Ook is het belangrijk om goede zinnen te maken, anders is jouw taalgebruik niet duidelijk.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
woordparaplu
woordkast
woordweb
woordtrap
Slide 16 - Tekstslide
Je schrijft één woord in het midden, bijvoorbeeld de auteur. Daaromheen schrijf je woorden die erbij horen: schrijven, de tekst, de computer, nadenken.
Dat noem je een .....
A
woordtrap
B
woordkast
C
woordparaplu
D
woordweb
Slide 17 - Quizvraag
Onder het hoofdwoord (bijvoorbeeld film) schrijf je andere woorden die erbij horen, zoals avonturenfilm, natuurfilm, tekenfilm.
Dat noem je een .....
A
woordtrap
B
woordkast
C
woordparaplu
D
woordweb
Slide 18 - Quizvraag
Je zet de woorden in een bepaalde volgorde. Bijvoorbeeld: zwijgen, fluisteren, praten, schreeuwen.
Dat noem je een .....
A
woordtrap
B
woordkast
C
woordparaplu
D
woordweb
Slide 19 - Quizvraag
Je maakt twee rijen van woorden die bij elkaar horen. Bijvoorbeeld: een rij met woorden die bij de film horen en een rij met woorden die bij het boek horen.
Dat noem je een .....
A
woordtrap
B
woordkast
C
woordparaplu
D
woordweb
Slide 20 - Quizvraag
Sleep de woorden naar de juiste plek (woordkast)
schrijven
tekenen
de tekst
de lijnen
het kleurgebruik
het illustratie
de auteur
de woorden
het taalgebruik
de tekenaar
Slide 21 - Sleepvraag
Welk woord hoort erbij?
Een verhaal mooier maken.
A
een boekenwurm
B
de auteur
C
aandikken
D
bestuderen
Slide 22 - Quizvraag
Welk woord hoort erbij?
Iemand die veel leest.
A
een boekenwurm
B
de auteur
C
aandikken
D
bestuderen
Slide 23 - Quizvraag
Welk woord hoort erbij?
De woorden die je gebruikt.
A
boeken verslinden
B
de auteur
C
het taalgebruik
D
bestuderen
Slide 24 - Quizvraag
lesdoel
Ik leer woorden bij het thema boeken. Ik leer manieren om woorden te onthouden.