H1 Monetair beleid/Fisher

Onderdelen monetair beleid

Het monetair beleid is onderdeel van het conjunctuurbeleid en bestaat uit direct en indirect geldhoeveelheidsbeleid en wisselkoersbeleid.


1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Onderdelen monetair beleid

Het monetair beleid is onderdeel van het conjunctuurbeleid en bestaat uit direct en indirect geldhoeveelheidsbeleid en wisselkoersbeleid.


Slide 1 - Tekstslide

Geldhoeveelheidsbeleid
Gericht op het op peil houden van de interne waarde van de munt, d.w.z. er mag niet te veel inflatie zijn. Dit kan de centrale bank (CB) voorkomen door ervoor te zorgen dat de maatschappelijk geldhoeveelheid (M) gelijke tred houdt met de productie. In de Europese en Monetaire Unie (EMU) is het doel van de ECB de inflatie (net iets) onder de 2% te houden.

Slide 2 - Tekstslide

Een andere manier om de geldhoeveelheid (direct) te beïnvloeden is het door het verhogen of verlagen van de verplichte reserves die banken moeten aanhouden bij de ECB.

Reserves niet gebruiken voor kredietverlening. 

Als de CB banken verplicht om een groter bedrag in deze financiële reserve te stoppen, kunnen banken over minder geld beschikken.

Deze lagere liquiditeit leidt -via een beperking van het aanbod- dus tot een hogere geldmarktrente.

Slide 3 - Tekstslide

De CB kan de geldhoeveelheid direct beïnvloeden door het opkopen van waardepapieren (meestal staatsobligaties) bij banken. Dit heet ook wel openmarkt-transacties.

Hierdoor verruimt de liquiditeitspositie van banken (ze krijgen meer geld in kas) en de banken zullen dit over het algemeen willen uitlenen (daar verdienen ze immers op).

Het aanbod van geld op de kapitaalmarkt stijgt, waardoor de rente daalt.

Het aantal leningen stijgt (en besparingen dalen), waardoor M stijgt.

Slide 4 - Tekstslide

Als rente stijgt, zal lenen door consumenten en bedrijven minder aantrekkelijk worden en sparen aantrekkelijker.

Het publiek (consumenten en bedrijven) hebben dus minder geld in handen dus daalt M.


Hoe indirect beïnvloeden? Rente-instrument!! 



Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

De CB kan de geldhoeveelheid indirect beïnvloeden door de rente aan te passen. 

Banken kunnen op diverse wijzen geld lenen bij de CB. Hiervoor betalen zij rente aan de CB. Hoe duurder het lenen bij de CB is, hoe moeilijker het voor een bank is om aan geld te komen. 
Duur lenen bij de CB beperkt dus de liquiditeit van banken en zal daarom – via kleiner aanbod op de geldmarkt - leiden tot een hogere geldmarktrente.

Slide 7 - Tekstslide

Als rente stijgt, zal lenen door consumenten en bedrijven minder aantrekkelijk worden en sparen aantrekkelijker.
Het publiek (consumenten en bedrijven) hebben dus minder geld in handen dus daalt M.
Als rente daalt, zal lenen aantrekkelijker worden en sparen onaantrekkelijker.
Hierdoor stijgt M.

Slide 8 - Tekstslide

Doel van het beleid?
ECB heeft 1 hoofddoel en dat is het beteugelen van inflatie, indirect door rente direct door opkopen staatsobligaties of verplichte reserves af te spreken. 

Voorkomen van hyperinflatie....

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Verkeersvergelijking van Fisher
De verkeersvergelijking van Fisher: M x V = P x T
M: maatschappelijke geldhoeveelheid
V: omloopsnelheid van geld
P: prijs
T: trade / transacties. Hier wordt het volume van de handel mee bedoelt, dus hoeveel producten er verkocht worden. Je gebruikt ook wel reële BBP: Yr.

Slide 11 - Tekstslide

Korte termijn:

We gaan er van uit dat op korte termijn de stijging van M leidt tot een stijging van T. Dit komt (o.a.) omdat er sprake is van prijsrigiditeit en dus de prijzen niet stijgen. Als V ook niet verandert, kan een stijging van de maatschappelijke geldhoeveelheid (M) alleen leiden tot een stijging van het reële BBP (T).

Een stijging van de maatschappelijke geldhoeveelheid heeft dus een positief effect op de reële economie.

Slide 12 - Tekstslide

Lange termijn:

We gaan er van uit dat op lange termijn de stijging van M leidt tot een stijging van de prijzen (P) en niet van Y.

Dit komt, omdat volgens de theorie, Y weer terug gaat naar de natuurlijke productieomvang.

Slide 13 - Tekstslide

Moeilijke opdracht ECB

De ECB heeft in principe maar één doelstelling: zorgen dat de inflatie ‘binnen de perken’ blijft, d.w.z. niet boven de 2% komt, maar ook niet veel er onder.

De ECB heeft hiermee een moeilijke taak, omdat:


- Niet alle landen in het eurogebied dezelfde inflatie hebben, en de ECB heeft maar één uniform middel heeft.

Slide 14 - Tekstslide

- De maatregelen die de ECB neemt pas werken met een vertraging van anderhalf tot twee jaar in de economie. 
- Economische voorspellingen moeilijk en onbetrouwbaar zijn, is de ingreep wel juist getimed?? 

Slide 15 - Tekstslide

Examenopdrachten

2018 Tijdvak 1 Opgave 2
2017 Tijdvak 1 Opgave 6
2016 Tijdvak 1 Opgave 1

Slide 16 - Tekstslide