2.4 / Hoe leer je voor MA?

• Maatschappijleer
• Middelbare school
• vmbo k, mavo
• Leerjaar 3,4

Vandaag

• Terugblik les van vrijdag: 2.3


• Nieuwsselectie 
• Hoe leer je voor maatschappijleer?
• 2.4

Huiswerk was:

Maken blz 23 t/m 25 WB

Terugblik vorige les

Leerdoelen

• Je kunt de term puberteit uitleggen en de kenmerken ervan beschrijven
  
• Je kent de begrippen tolerant, asociaal, groepsdruk, cyberpesten en generatieconflict

Nieuwsselectie

Leerdoel vandaag

• Je weet hoe je een toets MA moet voorbereiden
  
• Je weet wat groepsidentificatie betekent 
• Je weet hoe een groepsgevoel ontstaat
• Je weet wat het begrip individualisering betekent

Hoe leer je voor Maatschappijleer?

Begrippen

Dikgedrukte woorden met betekenis eromheen

Waarom moet je deze woorden goed uit je hoofd leren?

Leertekst lezen 

Leertekst heeft altijd een witte achtergrond

Leertekst bij de begrippen 

Om de begrippen heen is de leertekst het meest belangrijk. Deze tekst moet je dus beter doornemen dan andere teksten

Bolletjes

Opsommingen

Cijfers

Opsommingen

Bronnen hoef je niet te leren

Opdrachten WB

Kijk nog even goed naar de opdrachten in je WB

Waarom is dit handig?
(opdrachten in je WB bekijken)

Vragen?

Waarom is MA een belangrijk vak?

2.4 Bij welke groep hoor je?

Blz 28 TB

Blz 26 WB

Jongerenculturen

Welke jongerencultuur zie je?

1. Kakkers
2. Skaters
3. Rappers
4. Emo's

Welke jongerencultuur zie je?

1. Sporters
2. Skaters
3. Rappers
4. Stoners

Welke jongerencultuur zie je?

1. Sporters
2. Skaters
3. Rappers
4. Stoners

Welke jongerencultuur zie je?

1. Sporters
2. Skaters
3. Rappers
4. Emo's

Welke jongerencultuur zie je?

1. Sporters
2. Skaters
3. Rappers
4. Emo's

Welke jongerencultuur zie je?

1. Sporters
2. Skaters
3. Rappers
4. Emo's

Welke jongerencultuur zie je?

1. Kakkers
2. Skaters
3. Rappers
4. Sporters

31-10

Oefentoets Thema 1 en Thema 2

Wordt afgenomen via LessonUp

Vragen?

Opdrachten

Maken Blz 26 t/m 28 WB

Opdracht 1 t/m 10 (5, 6, 9B, 10B niet)

 

Klaar?  opdracht 1 t/m 3 Blz 28

Vraag 2 

Overeenkomst: bij imitatie en identificatie zijn enkele kenmerken van de ander gelijk aan die van jou.

Verschil: bij imitatie doet de ander bepaalde kenmerken van jou na, bij identificatie zie je juist bij de ander bepaalde kenmerken van jezelf terug.

----> Denk aan: je vriend/vriendin heeft nieuwe sneakers en jij wil dezelfde kopen