Engelse werkwoorden K2 (+ herhaling spelling)

Welkom!
Lesdoel:
Aan het einde van de les weet je hoe je Engelse werkwoorden kan vervoegen. 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Lesdoel:
Aan het einde van de les weet je hoe je Engelse werkwoorden kan vervoegen. 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

werkwoorden tt

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

werkwoorden vt

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

werkwoorden
voltooid deelwoord

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

OVERZICHT

Slide 5 - Tekstslide

Tip: gebruik de uitleg van §1.5 spelling indien nodig
OVERZICHT

Slide 6 - Tekstslide

Tip: gebruik de uitleg van §1.5 spelling indien nodig
Tegenwoordige tijd
Enkelvoud:
ik - stam - ik fiets - ik word
jij - stam + t - jij fietst - jij wordt
hij, zij, het - stam + t - hij fietst - hij wordt

Meervoud:
wij, jullie, zij - wij fietsen, jullie worden

Slide 7 - Tekstslide

Tip: gebruik de uitleg van §1.5 spelling indien nodig
Verleden tijd
Enkelvoud:
ik - stam + te of de - ik haastte - ik downloadde
jij - stam + te of de - jij beloofde
hij, zij, het - stam + te of de - het klopte

Meervoud:
wij, jullie, zij - stam + ten of den - wij haastten

Slide 8 - Tekstslide

Tip: gebruik de uitleg van §1.5 spelling indien nodig
PERSOONSVORM (pv)


- De persoonsvorm is altijd een werkwoord. Maar wanneer eindigt een ww op d, t of dt?





Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jij vin.... dit een makkelijke quiz.
A
vint
B
vindt
C
vind
D
vond

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke regel pas je toe bij:
de ik-vorm
A
stam
B
stam + t
C
hele werkwoord
D
geen

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke regel pas je toe bij:
JIJ of JE achter het werkwoord
A
stam
B
stam + t
C
hele werkwoord
D
geen

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met het invullen ... ik geholpen
A
word
B
wort
C
wordt
D
ik weet het niet

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dat ... haast nooit meer gedaan
A
word
B
wort
C
wordt
D
ik weet het niet

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar of niet waar? Woorden die uit een andere taal komen en die wij gebruiken, noem je leenwoorden
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden

Engelse werkwoorden vervoeg je op dezelfde manier als 
Nederlandse werkwoorden

Bij saven, timen, daten eindigt de stam op -e

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OVERZICHT

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hij heeft gisteren ....
A
chatte
B
gechat
C
chat
D
chatten

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ... elke dag
A
shop
B
shoppen
C
shopt
D
geshopt

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik at erg ongezond, ik ... de hele dag
A
snackde
B
gesnackt
C
snack
D
snackte

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden

Maak nu opdracht 4 en 5 van §5.5 

Het schema werkwoord spelling staat ook in je boek op bladzijde 258

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies