Gedrag b3 Aangeboren en aangeleerd gedrag

B3 Hoe wordt gedrag bepaald?
blz 230
handboek
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

B3 Hoe wordt gedrag bepaald?
blz 230
handboek

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud van deze les
- Leerdoelen
- Uitleg b3 Aangeboren en aangeleerd 
- Opdrachten maken:
  Kennis: 1 & 2
  Inzicht: 4, 6 & 7

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 

Aan het einde van de les kun je  factoren noemen waardoor gedrag wordt bepaald en verschillende vormen van leren beschrijven.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe wordt gedrag bepaald?
Erfelijk: het ligt vast in het DNA van het dier = aangeboren gedrag. Reflexen en instinct.

Aangeleerd gedrag: Het is geleerd door ervaring

Slide 4 - Tekstslide

0

Slide 5 - Video

Leerprocessen
Manieren om te leren:
* Gewenning
* Inprenting
* Trial & Error
* Conditionering
* Imitatie
* Inzicht

Slide 6 - Tekstslide

Gewenning
Training politiepaarden met vuurwerk en explosies. 
In noodsituaties is de reactie op deze prikkels minder sterk

Slide 7 - Tekstslide

Inprenting
Iets kan alleen in een korte periode geleerd worden 
(= de gevoelige periode)
Wie zijn je soortgenoten?
Wie zijn je ouders?
Tam worden huisdier.

Slide 8 - Tekstslide

Trial & Error
Proefondervindelijk leren.

Proberen en kijken of het werkt.
Kuikens leren het verschil tussen steentjes en graankorrels: ze pikken eerst alles wat klein en rond is en ontdekken daarna wat wel/ niet eetbaar is


Slide 9 - Tekstslide

Trial & Error
Een jonge vogel die een wesp heeft gegeten en in zijn ton is gestoken zal voortaan van alle zwart met gele dieren afblijven

Slide 10 - Tekstslide

0

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

Conditionering
Pavlov: een kunstmatige prikkel veroorzaakt een bepaald gedrag wat oorspronkelijk niet door deze prikkel veroorzaakt werd

Slide 13 - Tekstslide

Imitatie
Nabootsing= leren door het gedrag van soortegenoten na te doen

Slide 14 - Tekstslide

Inzichtelijk leren

  • Leren door nadenken.

  • Dieren en mensen bedenken in hun hoofd hoe ze een probleem moeten oplossen.

  • De kraai hiernaast vult de vaas met stenen, zodat het water omhoog komt. Als het water hoog genoeg komt kan hij drinken.

Slide 15 - Tekstslide

0

Slide 16 - Video

Zelf aan de slag 
- Maken opdrachten b3 1 & 2  + 4, 6 & 7.



Zie ook de studiewijzer



 Leerdoel: Ik kan factoren noemen waardoor gedrag wordt bepaald en ik kan verschillende vormen van leren beschrijven

Slide 17 - Tekstslide

0

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Zeeschildpadden leggen hun eieren op het strand. Ze graven een kuil in het zand, leggen er hun eieren in en dekken de eieren af met zand. Daarna gaan ze terug naar zee. Als de jongen uit de eieren komen, graven ze zich uit en kruipen naar zee.
Is dit gedrag erfelijk of is het aangeleerd?
A
Dit is erfelijk
B
Dit gedrag is aangeleerd

Slide 20 - Quizvraag

Imiteren leer je door:
A
Gedrag na te doen
B
Gedrag te herhalen
C
Nieuw gedrag te bedenken

Slide 21 - Quizvraag

Bijen reageren op de geur van suikerwater door hun opgerolde tong uit te steken. Onderzoekers in de Verenigde Staten hebben bijen blootgesteld aan de geur van bepaalde explosieven en ze tegelijk suikerwater gegeven. Na enkele uren hadden de bijen geleerd hun tong uit te steken als ze de explosieven roken, ook als ze geen suikerwater kregen. Zulke getrainde bijen hoopt men in de toekomst te kunnen gebruiken om bijvoorbeeld bommen op te sporen.
Hoe wordt de beschreven vorm van leren genoemd?

A
Conditionering
B
Inprenting
C
Trial and error

Slide 22 - Quizvraag

Na het uitkomen van de eieren leren de jonge eendjes dat de kip hun ‘moeder’ is.
Hoe wordt deze vorm van leren genoemd?

A
Conditionering
B
Gewenning
C
Inprenten
D
Trial and error

Slide 23 - Quizvraag

Mensen met hyperekplexia verstijven bij schrik enige ogenblikken volkomen. De aandoening is
terug te leiden tot de aanwezigheid van een bepaald gen. De Koning-Tijssen ontdekte dat er onder patiënten die gerekend worden tot de groep met hyperekplexia, mensen zijn die het 'verkeerde' gen niet hebben. Bij nader onderzoek bleek dat er onder de patiënten twee typen aandoeningen voorkomen: echte hyperekplexia en 'superschrik'. Mensen met superschrik zijn mensen die wel extreem schrikken, maar niet stijf worden. Als patiënten om de twintig seconden een harde knal te horen krijgen, kunnen ze onderscheiden worden. Patiënten met echte hyperekplexia reageren na drie knallen niet meer, patiënten met superschrik veren ook na twaalf knallen nog even hard overeind.
Welk type leerproces treedt bij echte hyperekplexia wel en bij superschrik niet op?


A
Conditionering
B
Gewenning
C
Inzicht
D
Trial and error

Slide 24 - Quizvraag

Welke van de onderstaande gedragingen is aangeboren?
A. Een stekelbaars valt een houten blokje met een rode onderkant aan
B. Een hamster komt elke avond op dezelfde tijd in actie
C. Een vogel komt elk jaar terug naar dezelfde broedplaats, op hetzelfde eiland
D. Een roodborstje eet een onsmakelijk insect, spuugt het uit en eet er nooit meer een
E. Een wolf vindt zijn prooi door het geurspoor te volgen

Slide 25 - Open vraag

Elke morgen doet een student 's morgens het licht in het laboratorium aan voor dat zij de vissen in het aquarium voert. Na enkele weken merkt de student dat de vissen onmiddellijk wanneer het licht aangaat naar het oppervlakte van het water zwemmen om te gaan eten, onafhankelijk van het feit of er voer op het water drijft of niet.
Geef aan welke vorm van leren hier sprake is.

Slide 26 - Open vraag

Zanglijsters zijn dol op huisjesslakken. Ze zijn niet sterk genoeg om het slakkenhuis met de snavel open te breken. De lijster pakt met de snavel een slak bij de rand van de opening van het huis en mept daarmee net zo lang op een steen tot het huis breekt. Een bepaalde zanglijster ziet herhaalde malen hoe andere zanglijsters deze aambeeldtechniek uitvoeren, maar neemt de techniek niet over.

Welk leerproces ontbreekt in dit geval bij deze zanglijster?

A
Gewenning
B
Imitatie
C
Inprenting
D
Trial and error

Slide 27 - Quizvraag

De koekoek is een vogel die in Nederland voorkomt. Een ‘vreemde vogel’ kun je wel zeggen. Zo heeft de koekoek een voorkeur voor harige rupsen die door bijna geen andere vogelsoort worden gegeten. Ook maakt de koekoek nooit zelf een nest, maar legt het vrouwtje de eieren in de nesten van een andere vogelsoort. Er wordt één ei per nest gelegd. Het uitbroeden en voeren van de jonge koekoek wordt aan de ‘pleegouders’ overgelaten. Als de jonge koekoek gevoerd wordt, komen de echte ouders af en toe kijken. Als het jong het nest verlaat, geven ze het vliegles, en daar houdt hun zorg mee op.
Is het leggen van een ei in het nest van een andere vogelsoort erfelijk gedrag of is het aangeleerd gedrag?

A
Erfelijk
B
Aangeleerd; inprenting
C
Aangeleerd; imitatie
D
Aangeleerd; conditionering

Slide 28 - Quizvraag

Een kat rent achter een jong vogeltje aan
A
Dit is erfelijk
B
Dit is aangeleerd gedrag

Slide 29 - Quizvraag

Het gedrag van een hond die een pootje geeft:
A
Erfelijk gedrag
B
Aangeleerd gedrag

Slide 30 - Quizvraag

Upload hier een foto van de antwoorden van opdracht 13 en 14 uit je werkboek. Vanaf blz 123

Slide 31 - Open vraag

Schrijf 2 dingen op die je deze les geleerd hebt

Slide 32 - Tekstslide

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 33 - Open vraag

Slide 34 - Video