havo 3 les 15 deel 4

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Uitleg van het boek.....

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide


Is het rood dikgedrukte woord een bijwoord?
Hij schoot hard over.
Leg uit waarom

Slide 4 - Open vraag


Hoe noem je het rode dikgedrukte woord?

André lachte nét iets te uitbundig

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide


Hij is een bijzonder aardige jongen
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 7 - Quizvraag


Hij is een bijzonder aardige jongen
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide


Hoe noem je het blauwe dikgedrukte woord?

Ron was behoorlijk  moe  van het dansen

Slide 10 - Open vraag

tijd
Gisteren regende het
's Avonds is hij soms moe
Mijn vader voetbalt vaak.
Wanneer kom je?
Toen viel hij plotseling.

Slide 11 - Tekstslide


Benoem het bijwoord

Slide 12 - Open vraag


Benoem het bijwoord

Slide 13 - Open vraag

Voornaamwoorden
  • Een voornaamwoord  verwijst naar mensen, dieren of dingen zonder   deze  bij naam te noemen. 
  • Voornaamwoorden worden gebruikt in plaats van een zelfstandig   naamwoord.
  • Voornaamwoorden hebben zelf niet direct betekenis: ze verwijzen naar   woorden die wel betekenis hebben. 
  • Er zijn 8 verschillende voornaamwoorden. 

Slide 14 - Tekstslide

Voornaamwoorden
  • Een voornaamwoord  verwijst naar mensen, dieren of dingen zonder   deze  bij naam te noemen. 
  • Voornaamwoorden worden gebruikt in plaats van een zelfstandig   naamwoord.
  • Voornaamwoorden hebben zelf niet direct betekenis: ze verwijzen naar   woorden die wel betekenis hebben. 
  • Er zijn 8 verschillende voornaamwoorden. 

Slide 15 - Tekstslide

Voornaamwoorden
  • Een voornaamwoord  verwijst naar mensen, dieren of dingen zonder   deze  bij naam te noemen. 
  • Voornaamwoorden worden gebruikt in plaats van een zelfstandig   naamwoord.
  • Voornaamwoorden hebben zelf niet direct betekenis: ze verwijzen naar   woorden die wel betekenis hebben. 
  • Er zijn 8 verschillende voornaamwoorden. 

Slide 16 - Tekstslide

Voornaamwoorden
  • Een voornaamwoord  verwijst naar mensen, dieren of dingen zonder   deze  bij naam te noemen. 
  • Voornaamwoorden worden gebruikt in plaats van een zelfstandig   naamwoord.
  • Voornaamwoorden hebben zelf niet direct betekenis: ze verwijzen naar   woorden die wel betekenis hebben. 
  • Er zijn 8 verschillende voornaamwoorden. 

Slide 17 - Tekstslide

Voornaamwoorden
  • Een voornaamwoord  verwijst naar mensen, dieren of dingen zonder   deze  bij naam te noemen. 
  • Voornaamwoorden worden gebruikt in plaats van een zelfstandig   naamwoord.
  • Voornaamwoorden hebben zelf niet direct betekenis: ze verwijzen naar   woorden die wel betekenis hebben. 
  • Er zijn 8 verschillende voornaamwoorden. 

Slide 18 - Tekstslide

Waarom een voornaamwoord?
A. Tante had een boek aan Jan gegeven. Jan bedankte tante voor het boek. Tante vertelde Jan dat het boek erg leuk was.

B. Tante had een boek aan Jan gegeven. Hij bedankte haar voor het boek. Ze vertelde hem dat het erg leuk was. 


Slide 19 - Tekstslide

Acht voornaamwoorden
Verwijst naar zelfstandig naamwoorden.
1e persoon  ben jezelf-ik
2e persoon iem. met wie je praat
3e persoon iem. waarover je praat


Geeft bezit aan. Staat meestal meteen voor zelfst. nw.
Wijst naar iets. Kan alleen staan of meteen voor zelfst. nw.
Persoonlijk vnw.
Bezittelijk vnw.
Vragend vnw.
Niet elk vraagwoord is een vragend voornaamwoord.
Aanwijzend vnw.
Heeft betrekking op woord dat er vlak voor staat.
Wederkerend vnw.
Geeft iets vaags aan.
Wederkerig vnw.
Alleen het woordje 'elkaar'.
Betrekkelijk vnw.
Hoort bij het wederkerend werkwoord
Onbepaald vnw.

Slide 20 - Tekstslide

Wat zijn vragend voornaamwoorden?
A
wie, wat, welke, wat voor, wat voor een, wiens
B
Wat, wanneer, waarom
C
Hoezo, hoe, welke, wiens
D
Waar, waarheen, waarvandaan

Slide 21 - Quizvraag

hulp werkwoord
aanwijzend vnw
voorzetsel
lidwoord
zelfstandig nw
bijvoeglijk nw
zelfstandig werkwoord 
vragend voornaamwoord 
wie 
heeft 
die 
moeilijke 
vraag 
bedacht ? 

Slide 22 - Sleepvraag

wie, wat, welke, wat voor  (een)

Slide 23 - Tekstslide

Vragend voornaamwoord
De vragende voornaamwoorden (vr. vnw) zijn:
wie, wat, welk(e) en wat voor (een)
Meestal staan ze aan het begin van een vraagzin. 
Soms staan ze midden in een zin. Dan zijn ze wat lastiger te herkennen. 
Door de zin vragend te maken, komt het vragend voornaamwoord vooraan in de zin te staan. 
Kun je mij vertellen wat voor mobiel jij hebt? 
Wat voor een mobiel heb jij? 

Slide 24 - Tekstslide

Wat heb je gisteren gedaan?

'Wat' is een..

A
Vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 25 - Quizvraag

Mijn vader bracht ons naar dat schoolfeest.

'dat' is een...
A
aanwijzend voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 26 - Quizvraag

Waarom wil je graag die nieuwe film zien?

Is 'Waarom' een vragend voornaamwoord?
A
ja
B
nee
C
D

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Video

Over welke woordsoorten
ging dit liedje?
A
zelfstandige naamwoorden en lidwoorden
B
werkwoorden
C
persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
D
voorzetsels

Slide 29 - Quizvraag

Persoonlijk voornaamwoord
Persoonlijke voornaamwoorden (pers. vnw) verwijzen naar een persoon, 
een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken. 

Persoonlijke voornaamwoorden zijn aparte zinsdelen, die je als onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp kunt benoemen.

Slide 30 - Tekstslide

Let op!
Het is alleen een persoonlijk voornaamwoord als het een apart zinsdeel is. Als het een deel van een zinsdeel is, is het een lidwoord.

voorbeeld
Het is opgeknapt. --> Het = persoonlijk voornaamwoord
Het weer is opgeknapt. --> Het = bepaald lidwoord. 
Het hoort in deze zin bij het zelfstandig naamwoord weer






Slide 31 - Tekstslide

Truc
Twijfel je of het om een persoonlijk voornaamwoord gaat? 
Vervang het persoonlijk voornaamwoord dan door een naam. 
Lukt dat? --> Persoonlijk voornaamwoord!

voorbeeld
Hij heeft heel goed zijn best gedaan vandaag.
Frenkie heeft heel goed zijn best gedaan vandaag. 

Slide 32 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord
Een bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw) geeft een bezit aan. 
Het kan bijvoeglijk of zelfstandig in een zin voorkomen. 
Bij zelfstandig gebruik staat er een lidwoord voor. 

voorbeeld
Heb je haar samenvatting gebruikt? --> bijvoeglijk gebruikt
Je kunt beter de zijne gebruiken.  --> zelfstandig gebruikt

Slide 33 - Tekstslide

Let op!
Ben je jouw kluissleutel kwijt? 
jouw = bezittelijk voornaamwoord

Deze kluissleutel is van jou
jou = persoonlijk voornaamwoord 

  

Slide 34 - Tekstslide

persoonlijke en bezittelijke voornaamwoordenPpppppp

Slide 35 - Tekstslide

Tot welke woordsoort behoren de volgende woorden?
ik , hij , wij , jullie
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
betrekkelijk voornaamwoord

Slide 36 - Quizvraag

Ik heb het vanmorgen in de krant gelezen.

'het' is een ...
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord

Slide 37 - Quizvraag

Dit is niet onze boom, maar hun boom.

'onze' is een ...
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord

Slide 38 - Quizvraag

Die rode fiets is van jou.

'jou' is een ...
A
bezittelijk voornaamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord

Slide 39 - Quizvraag

Wat zijn de persoonlijke voornaamwoorden uit deze zin:

Gisteren zag ik Antoinette en zij zei blozend tegen mij: 'Jouw broer is erg knap!'
A
ik
B
ik - zij
C
ik - zij - mij
D
ik - zij - mij - jouw

Slide 40 - Quizvraag

Het aanwijzend voornaamwoord (aanw. vnw) wijst iets of iemand aan. 
Er zijn vier aanwijzende voornaamwoorden: 
Bij een de-woord gebruik je altijd die of deze: deze school, die sporter.
Bij een het-woord gebruik je altijd dit of dat: dit huis, dat gebouw.

Het aanwijzend voornaamwoord kan ook zelfstandig gebruikt worden. 
Het vervangt dan woorden die je er achter kunt denken. 
Geef dat (boek) eens aan! 

Een aanwijzend voornaamwoord kan ook naar een zin verwijzen. 


Aanwijzend voornaamwoord

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Onbepaald voornaamwoord

Slide 43 - Tekstslide

Als iemand een medaille wint, ben jij het wel.

'iemand' is een ...
A
persoonlijk voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
betrekkelijk voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord

Slide 44 - Quizvraag

Let op!
Vraagwoorden als waarom, hoe, waarin, waarmee enz. verwijzen niet 
naar mensen of dingen. 
Ze verwijzen naar redenen, tijden of plaatsen. 
Dit zijn dan ook geen vragende voornaamwoorden.

Dit zijn voorbeelden van bijwoorden: deze woordsoort wordt later apart behandeld. 

Slide 45 - Tekstslide