SA Passend onderwijs_ hoogbegaafdheid

Meer / hoogbegaafdheid 
SA Opvallend gedrag 
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
onderwijskundeMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Meer / hoogbegaafdheid 
SA Opvallend gedrag 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze periode gaan jullie zelf op zoek naar informatie over zorgleerlingen en het passend onderwijs hierbij.

De lessen bestaan uit kennisoverdracht door de docent.

Eindopdracht: jullie gaan in groepjes op zoek naar aanvullende informatie en verwerken deze informatie in een presentatie die jullie aan je klasgenoten geven. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de presentaties geven jullie antwoord op onderstaande vragen:

  1. Geef een omschrijving van het leer/gedagsprobleem 
  2. Geef een aantal kenmerken van het leer/gedragsprobleem
  3. Hoe ga je om als onderwijsassistent met een leer/gedragsprobleem?
  4. Hoe wordt binnen het basisonderwijs omgegaan met dit leer/gedragsprobleem
  5. Hoe kan het leer/gedragsprobleem zich uiten buiten school?
  6. Hoe kan het leer/gedragsprobleem zich uiten tijdens school?
  7. Welke ondersteuning wordt aan het kind geboden bij het leer/gedragsprobleem?
  8. Welke ondersteuning wordt aan ouders geboden?
  9. Wat zijn mogelijke oorzaken van het leer/gedragsprobleem?
  10. Wat zijn mogelijke gevolgen van het leer/gedragsprobleem?
  11. Stel 10 tips/handvatten op voor onderwijsassistenten/docenten
    Jullie maken gebruik van minimaal 2 (verschillende) bronnen. Deze bronnen vermeld je ook!


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De gevonden informatie verwerken jullie  d.m.v. één van onderstaande tools.
  • flyer
  • PP
  • infographic (bijvoorbeeld via Canva)
  • een blog of vlog
  • een Prezi
  • Powtoon
  • of een andere (creatieve) tool in overleg met de docent

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beoordeling
Het gemaakte werk wordt via Teams ingeleverd en beoordeeld.


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Week 5: hoogbegaafdheid

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het eind van de les weten jullie: 
  • het verschil tussen meer- en hoogbegaafdheid
  • wat er verstaan wordt onder een ontwikkelingsvoorsprong
  • de verschillende profielen van hoogbegaafden
  • wat onderpresteren precies is
Aan het eind van de les kunnen jullie: 
  • kinderen sneller signaleren (hoogbegaafd/ontwikkelingsvoorsprong)
  • materialen inzetten om deze kinderen te helpen
  • werkvormen inzetten die deze kinderen nodig hebben.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoogbegaafdheid is:
(voorkennis)

Slide 11 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Stelling:
Als je hoogbegaafd bent heb je echt geluk,
want dan ben je heel erg slim!

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Signaleren hoogbegaafd kind
Hoogbegaafdheid wordt vastgesteld m.b.v. een IQ-test:
IQ heeft boven de 130; hoogintelligent
IQ boven de 130 en motivatie en creativiteit heeft: hoogbegaafd (zie curve)
IQ meten; vanaf 6 jaar

Niet alleen intelligentie is bepalend! Er zijn meerdere factoren van invloed:
Persoonlijkheid, creativiteit (out of the box denken) en doorzettingsvermogen spelen ook een grote rol 
Hoogebegaafdheid is voor een groot deel erfelijk.

Ongeveer 2,5% van de bevolking is hoogbegaafd -> 430.000 mensen in Nederland

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerlingen met hoogbegaafdheid halen altijd hoge cijfers?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Want...
  • Hoogbegaafdheid is GEEN garantie voor schoolsucces!
  • In de klas zijn er vaak geen leerlingen waaraan ze zich kunnen spiegelen.
  • Geen/weinig aansluiting met leeftijdsgenoten.
  • Hekel aan routinematig werk -> doen ze dus ook niet.
  • Ze leren niet hoe ze moeten leren. Ze lopen zo de kans om op het VO vast te lopen. Risico op een minderwaardigheidsgevoel, onverschilligheid of boos gedrag staat presteren dan nog meer in de weg.


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoogbegaafdheid

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoogbegaafd of ontwikkelingsvoorsprong?
Behoort tot de zorg, net als ADHD, laag IQ etc.

Kinderen tot 6 jaar: ontwikkelingsvoorsprong (Van Gerven, 2008).

Kinderen vanaf 6 jaar: hoogbegaafd

Intelligentie meten: vanaf 6 jaar in verband met niet lineaire ontwikkeling. (De Kruiff, 2007). 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Signaleren ontwikkelingsvoorsprong 
- kind is emotioneel gezien verder dan leeftijdsgenootjes
- heeft andere interesses, sterke leerbehoefte en stelt diepzinnige vragen
- wil graag dingen zelf doen en is  oneindig nieuwsgierig
- veel behoefte aan variatie in speelgoed
- goede taalvaardigheid  (uitgebreide woordenschat), goed geheugen, 
groot concentratievermogen, leergierig, moeite hebben met het maken van fouten en een eindeloze energie hebben.
(Amorosso, 1996, Van Gerven, 2001)   

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Signaleren ontwikkelingsvoorsprong 
Maar ook:

- weinig slapen
- wil als baby al vroeg niet meer liggen
- vroeg brabbelen/praten
- vroeg leggen van verbanden
- vroeg staan; vaak overslaan van de 'kruipfase'
- laat praten, maar wel grammaticaal correct 
etc.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mogelijke problemen bij hoogbegaafde kinderen en
kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong
Kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong hebben niet per definitie problemen, maar de leer- en  persoonlijkheids-eigenschappen kunnen een valkuil zijn voor de leerling!
Denk aan:
  • Discrepantie tussen cognitieve en sociaal- emotionele ontwikkeling.
  • De kans op emotionele overvraging
  • Sociale isolatie
  • Negatief zelfbeeld.
  • Demotivatie/ onderpresteren.

Slide 22 - Tekstslide

Mogelijke problemen bij hoogbegaafde kinderen en
kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong
Kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong hebben niet per definitie
problemen!
De leer- en persoonlijkheidseigenschappen kunnen tevens een valkuil zijn
voor de leerling!
Discrepantie tussen cognitieve en sociaal- emotionele
ontwikkeling.
Het kind begrijpt meer dan het emotioneel kan bevatten. Het zien van
bijvoorbeeld het journaal kan grote zorgen en angsten opleveren.
De kans op emotionele overvraging
Doordat het kind zo wijs over komt bestaat de kans op emotionele
overvraging. Er worden hoge eisen aan het kind gesteld, terwijl het juist
door de hoge intelligentie teveel van anderen verschillen om in het
dagelijks leven die vaardigheden te leren.
De consequenties kunnen zijn: gevoelens van onmacht, onzekerheid,
onkunde, terugval naar zeer kinderlijk gedrag, slaapproblemen.
Sociale isolatie
Deze kinderen kunnen moeilijk aansluiting vinden bij leeftijdsgenootjes
door andere interesses en cognitieve mogelijkheden. Hoogbegaafde
kinderen hebben een grotere kans om innerlijke conflicten te ontwikkelen,
omdat zij meer dan anderen in staat zijn de discrepantie te zien tussen
‘wat is’ en ‘hoe het hoort te zijn’. De consequenties kunnen zijn: een
uitzonderingspositie, zondebok en pestgedrag.
Negatief zelfbeeld.
Kinderen kunnen zich bewust zijn van hun anders zijn. Dit kan leiden tot
negatief denken over zichzelf, zich buitengesloten voelen. Het is nodig dat
de omgeving hen ruimte geeft voor het anders zijn. Gevolgen kunnen zijn:
afwijkend leergedrag om niet op te vallen, stress, extreme
spanningsontlading, concentratieproblemen, tegenzin en afkeer van
leertaken.
Demotivatie/ onderpresteren.
Dit kind heeft de drang om nieuwe dingen te onderzoeken en nieuwe
uitdagingen aan te gaan. Het wordt echter gedemotiveerd omdat ze die
niet aangeboden krijgt. Onderpresteren is langdurig minder presteren dan
op grond van iemands capaciteiten verwacht zou mogen worden. Is dat
niet het geval dan is het zaak om te kijken waarom deze resultaten
uitblijven. Eventuele leerstoornissen, sociaal emotionele problemen of
fysieke oorzaken moeten dan eerst uitgesloten worden. Is op dat gebied
niets aan de hand, dan spreekt men van onderpresteren.
Meer- of hoogbegaafd?

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zes profielen hoogbegaafden
(Betts & Neihart, 1988; 2010)

Slide 24 - Tekstslide

Zelfsturend autonoom: is in balans met zichzelf en met zijn omgeving, durft te leren en is trots op hetgeen hij bereikt.
Aangepast succesvol: is vooral bezig om anderen tevreden te stellen en bevestiging van anderen te ontvangen.
Onderduikend: wil niet opvallen, wil geen uitzonderingspositie, wil geen ander werk doen dan andere leerlingen, maar hij wil juist bij de groep horen.
Uitdagend creatief: Deze leerling laat nadrukkelijk van zich horen op een manier die weliswaar creatief is, maar zelden direct bijdraagt aan de leersituatie en die vaak als uitdagend wordt ervaren (clownesk)
Dubbel bijzonder: Worden vaak onderschat en niet herkend. In het meest gunstige geval vallen zij op door patronen van enerzijds steeds minder presteren en anderzijds juist talenten laten zien.
Risicoleerling: Deze leerling is op school slechts nog fysiek aanwezig, maar voelt en toont zich niet echt betrokken, of neemt zelfs onregelmatig deel aan het onderwijs. 
Gevaren diagnose hoogbegaafd
  • Overschatting door ouders en leerkrachten.
  • Hierdoor ontwikkeling negatieve faalangst. 
  • Het gevoel hebben altijd te moeten presteren. 
  • Onderschat worden in wat het aankan qua breedte en diepte van de lesstof.
  • Stigmatiserende werken m.b.t. verwachtingen van anderen.
  • Relationele problemen met klasgenootjes, vriendjes, familie

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderpresteren
15-50% van de begaafde leerlingen scoort onder eigen intellectuele en creatieve niveau tijdens schoolloopbaan (Pendarvis & Howley, 1990; Reis, 1998).

Screenen vanaf de kinderopvang, ouders en leerkracht kleutergroep. 
Direct starten met interventie om onderpresteren te voorkomen! 
(Mooij & Smeets, 1997).

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat te doen?
- gedifferentieerd onderwijsaanbod
- compacten en verrijken 
- inspelen op onderwijsbehoeften (samenwerken, planmatig werken, omgaan met falen etc.)
- stimuleren denken
- leren leren (bijv. met behulp van TASC model)
Niet alleen kijken naar prestaties! Vaak lage resultaten op bijv. spelling (regels), topografie, hoofdrekenen

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld taxonomie

Lage orde denken
1. Onthouden:  Maak een lijst van alle sprookjes die je kent. 
2. Begrijpen: Maak een overzicht van de helden en de slechteriken uit dit sprookje.
3. Toepassen: Maak vier ‘wie-ben-ik’ kaartjes van figuren uit het sprookje.

Hoge orde denken
4. Analyseren: Benoem de verschillen en de overeenkomsten tussen vijf verschillende sprookjesfiguren/sprookje.
5. Evalueren: Welk sprookjesfiguur zou je willen zijn en waarom? Geef drie redenen.
6. Creëren: Bedenk een nieuw sprookje waar twee verschillende figuren
elkaar ontmoeten.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tot slot nog wat tips!
Aanbieden van:
- smartgames 
- puzzel op de kop maken/stukje weglaten
- apparaten uit elkaar halen
- samenwerkingsopdrachten
- woorden stempelen
- aanbieden programmeren: http://code.org
etc.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vanaf ongeveer welke leeftijd kun je spreken van hoogbegaafdheid?
A
12 jaar
B
4 jaar
C
6 jaar
D
21 jaar

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel verschillende profielen van hoogbegaafden zijn er?
A
4
B
6
C
5
D
3

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat bedoelen we met 'onderpresteren'
A
niet goed je best doen
B
minder laten zien dan je kan
C
heel erg goed je best doen
D
meer laten zien dan je kan

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je IQ minimaal zijn om hoogbegaafd te zijn?
A
130
B
120
C
110
D
140

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We spreken van hoogbegaafdheid bij een IQ van minimaal 130 en...
A
hoge scores op toetsen
B
goed in rekenen
C
goede leerhouding
D
creativiteit

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn kenmerken van hoogbegaafdheid bij een kleuter. Tip: je mag Google gebruiken!

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Video

Deze slide heeft geen instructies

https://www.123test.nl/iqtest/

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen? 
Verder met de eindopdracht 

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies