Hoofdletters en interpunctie les 1

• NT2
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 2

Doel van de les:

- Je weet wanneer je een HOOFDLETTER moet gebruiken.

- Je weet wanneer je een . punt moet gebruiken.

- Je weet wanneer je een ? vraagteken moet gebruiken.

- Je weet wanneer je een ! uitroepteken moet gebruiken.

Waarom moet je dit leren?

De teksten die je schrijft zijn dan beter te begrijpen.

De teksten die je schrijft zien er netjes en verzorgd uit.

Dat is belangrijk voor school, maar ook later in je werk.

morgen

morgen gaan we zwemmen morgen schijnt de zon de hele dag en wordt het 28 graden ahmed vraagt aan salam of hij ook mee gaat zwemmen maar salam heeft geen zin hij gaat liever voetballen maar het is veel te warm om te voetballen morgen zegt ahmed tegen salam dat is niet erg zegt salam ik hou niet van zwemmen en ik heb ook geen zwembroek

Lees de tekst zelf voor of laat een leerling lezen als er een leerling is die wil lezen. Lees zo monotoon mogelijk voor en zorg ervoor dat je niet automatisch de leestekens gaat plaatsen tijdens het voorlezen.

Wanneer gebruik je een hoofdletter?

- Bij namen.

Daan Jansen

Jan van Vilsteren

Margriet van der Toren

Let op! Laat duidelijk zien hoe het werkt als je de voornaam weghaalt. 

mevrouw Van der Toren

- Bij aardrijkskundige namen.

- Bij namen van feestdagen.

- Bij merknamen.

Bij een citaat, na de dubbele punt.

Alleen aandacht voor de hoofdletters in deze les.

voorbeeld op bord.

Mevrouw Jetty zegt: "Morgen wordt het een warme dag."

Welke is goed?

1. Pasen
2. pasen

Welke is goed?

1. Jan van Buren
2. Jan Van Buren
3. Jan Van buren
4. jan van buren

Welke is goed?

1. Netflix
2. audi
3. coca-cola
4. nike

Welke is goed?

1. morgen is het vrijdag.
2. Morgen is het Donderdag.
3. Morgen is het zaterdag.

Welke is goed?

1. Mevrouw Jacomijn zegt: "vandaag zijn jullie vrij."
2. Mevrouw jacomijn zegt: "Vandaag zijn jullie vrij."
3. mevrouw Jacomijn zegt: "vandaag zijn jullie vrij."
4. Mevrouw Jacomijn zegt: "Vandaag zijn jullie vrij."

Wanneer gebruik je een punt, vraagteken of uitroepteken?

- Bij het einde van een zin.

- Afkortingen.

- Bij grote getallen boven de duizend.

- Bij digitale tijd. Het is nu 20.15 uur

Ik zal het formulier zsm inleveren.

1. goed
2. fout

We gaan t.z.t. verhuizen naar Zwolle.

1. goed
2. fout

We zijn gesloten i.v.m. het mooie weer

1. goed
2. fout

Tien ton is 10.000 kilogram.

1. goed
2. fout

Wanneer gebruik je een vraagteken?

1. Na het antwoord.
2. Na een vraag.

Welke is goed?

1. Ga je mee?
2. Ga mee?

Wanneer gebruik je een dubbelepunt?

- Als je iets roept.

Morgen zijn we vrij!

- Bij de gebiedende wijs.

Help!

Ruim je kamer op!

Doe je mond dicht!

- Bij een heftige emotie, zoals bang, heel blij of boos.

Dat vind ik echt niet leuk!

Ik durf niet naar de tandarts!

Ik ben geslaagd voor mijn examen!

Tip: Je kunt deze zinnen op het bord schrijven en vragen welk emotie bij welke zin hoort.

Wanneer gebruik je aanhalingstekens?

- Als je iets roept.

Morgen zijn we vrij!

- Bij de gebiedende wijs.

Help!

Ruim je kamer op!

Doe je mond dicht!

- Bij een heftige emotie, zoals bang, heel blij of boos.

Dat vind ik echt niet leuk!

Ik durf niet naar de tandarts!

Ik ben geslaagd voor mijn examen!

Tip: Je kunt deze zinnen op het bord schrijven en vragen welk emotie bij welke zin hoort.

Wanneer gebruik je een punt komma?

- Als je iets roept.

Morgen zijn we vrij!

- Bij de gebiedende wijs.

Help!

Ruim je kamer op!

Doe je mond dicht!

- Bij een heftige emotie, zoals bang, heel blij of boos.

Dat vind ik echt niet leuk!

Ik durf niet naar de tandarts!

Ik ben geslaagd voor mijn examen!

Tip: Je kunt deze zinnen op het bord schrijven en vragen welk emotie bij welke zin hoort.