12.2 Het zit in de familie

12.2 Het zit in de familie

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

12.2 Het zit in de familie

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk
Weektaak = Maak de oefeningen uit het genetica boekje

*Aanbeveling: maak een mindmap van termen die met erfelijkheid te maken hebben. 

Slide 2 - Tekstslide

Hebben deze mensen hetzelfde genotype en fenotype?
A
Zelfde genotype / zelfde fenotype
B
Zelfde genotype / verschillend fenotype
C
Verschillend genotype / zelfde fenotype
D
Verschillend genotype / Verschillend fenotype

Slide 3 - Quizvraag

Homozygoot
Homozygoot
Homozygoot
Heterozygoot
Heterozygoot
Heterozygoot
Dominant
Dominant
Dominant
Recessief
Recessief
Recessief

Slide 4 - Sleepvraag

Lesdoelen 
'Het zit in de familie'
Je kan uitleggen hoe aandoeningen overerven.

Je kan ook uitleggen hoe je eigenschappen in een stamboom weergeeft.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe krijg je een erfelijke aandoening?
Erfelijke aandoeningen: veroorzaakt door foutjes in de genen. 

Recessief overervende ziekte: 
ziekmakende allel dat niet tot uiting komt bij een heterogeen genenpaar 

Drager: mensen die één recessief allel bij zich dragen en niet ziek zijn. 

Slide 6 - Tekstslide

Recessief overervende ziekte 
- Als beide ouders heterozygoot zijn voor een eigenschap (bv Aa + Aa)

- Als de ziekte niet tot uiting komt, noem je het ziekmakende allel 'recessief' (bv 'a')

-> Is dochter ziek, dan is zij 'aa'.  

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Persoon nummer 4 heeft als enige blauwe ogen (genotype is bb). De rest heeft bruine ogen. Van welke personen in deze stamboom kun je met zekerheid zeggen dat ze het genotype Bb hebben?
A
1 en 2
B
3 en 5
C
1 en 3
D
2 en 5

Slide 9 - Quizvraag

Uitleg vorige vraag
Ouders 1 en 2 krijgen een kind met een ander fenotype dan zij zelf hebben. Je weet dan dat het fenotype van de ouders dominant is.  Was het fenotype van de ouders recessief (bb) dan zijn alle kinderen ook bb. Dit is niet het geval. Dus beide ouders hebben sowieso de dominante eigenschap (B) en ze kunnen een kind krijgen met bb. Beide ouders moeten dan Bb zijn.  Kinderen 3 en 5 kunnen zowel Bb als BB zijn. Maak maar een kruisingschema van de ouders. 

Slide 10 - Tekstslide

In de afbeelding is een stamboom de overerving van albinisme bij een gezin weergegeven. De ouders uit dit gezin krijgen krijgen een vierde kind. Hoe groot is de kans dat dit kind ook albino is?
A
100%
B
75%
C
50%
D
25%

Slide 11 - Quizvraag

Uitleg vorige vraag
Twee ouders met allebei pigment krijgen twee kinderen die albino zijn en een kind met pigment. Je weet dan dat pigment hebben dominant is (A) en albino recessief (a). Was pigment namelijk recessief, dan hadden beide ouders aa en krijgen alle kinderen dus ook aa. In dit geval zijn beide ouders Aa en kunnen ze dus zowel kinderen met pigment (AA of Aa) krijgen of kinderen die albino zijn (aa). Maak een kruisingschema met Aa x Aa en er komt dan uit dat er 25% kans is op aa en dus op een kind die albino is.

Slide 12 - Tekstslide

Dominant overervende ziekte
- Als één van de ouders heterozygoot is, andere ouder homozygoot (recessief) is.
- Kind dat gezond is móet wel 'aa' zijn. Dominant krijg nl altijd hoofdletter. Dus kind dat Aa is, is óók ziek. 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Iemand die wel het gen voor de zieke hypofosfatase bezit maar zelf niet ziek is, wordt een drager genoemd.

Is Stephanie een drager? En Henry?

A
Alleen Stephanie is een drager.
B
Alleen Henry is een drager.
C
Stephanie en Henry zijn beiden drager.
D
Stephanie en Henry zijn beiden geen drager.

Slide 15 - Quizvraag

Waarvoor gebruik je een stamboom?
Stamboom: overzicht van een familie  waarin je de fenotypen van elk persoon voor een bepaalde eigenschap noteert. 

Neem nu de afbeelding hiernaast eens in je op. Gun jezelf een minuut de tijd. 

Slide 16 - Tekstslide

Uitlegfilmpje meneer Biodam 
Gun jezelf de tijd: 7 min. Helder verhaal!
De link staat in ons kanaal bij de biologieles. 
https://www.youtube.com/watch?v=kQRUD2HWO3k

Slide 17 - Tekstslide


Twee witte Leghorns worden met elkaar gekruist.
De stamboom geeft de resultaten van deze kruising weer.
Wat is het genotype van de ouders?
A
Beide hebben genotype AA
B
Beide hebben genotype aa
C
Beide hebben genotype Aa
D
Eén van beide heeft genotype AA, de ander Aa.

Slide 18 - Quizvraag

Bekijk de stamboom hiernaast voor de eigenschap links- en rechtshandigheid. De witte symbolen stellen linkshandige personen voor en de zwarte symbolen rechtshandige.
Kun je aan de hand van deze stamboom zeggen welk allel dominant is? Licht je antwoord toe.

Slide 19 - Open vraag

Welke vragen heb je nog? 
Stel ze nu
Of in een chat. 
Wil je oefenen, maak dan de rest van het opdracht boekje

Slide 20 - Tekstslide

Bepaal het genotype van alle leden van de stamboom.

Slide 21 - Open vraag

Wanneer laten ouders een stamboomonderzoek doen?
Een stamboom geeft informatie over hoe een eigenschap overerft.

Erfelijkheidsvoorlichters gebruiken stambomen om een advies te kunnen geven aan mensen die een erfelijke aandoening in de familie hebben.

Slide 22 - Tekstslide

Zijn er nog vragen? 
Nee -> Fijn! ;) 
Ja -> Wees welkom bij een KWT-les. Daarin kunnen we extra oefenopgaven behandelen en/of instructie-filmpjes kijken. 

Slide 23 - Tekstslide

Weinig kleurenblinde meisjes
Geslachtsgebonden recessieve overerving:
als een aandoening veroorzaakt wordt door een  gen op het X-chromosoom en recessief is. ->
Vrouw heeft nog een ander X-chromosoom om 'te compenseren', dus mannen met x-chromosomale aandoening komt vaker voor. 

Noteren van geslachtsgeb.eigenschap:
voorbeeld: XA en Xa. 

Slide 24 - Tekstslide

X-chromosomale afwijking -> voorbeeld
Voorbeeld: op Y-chromosoom zitten geen allelen voor de eigenschap kleurenblindheid. 

Zie afbeelding hiernaast. 
- Genotype vader met dominante allel noteer je als XAY. (niet kleurenblind)
- Genotype van moeder noteer je als XAXa. (drager)

meisje kan alleen kleurenblind zijn als vader kleurenblind is en moeder drager. 

Slide 25 - Tekstslide

De ziekte van Duchenne komt veel vaker bij mannen voor. Dit is dus waarschijnlijk een:
A
y-chromosomale overerving
B
x-chromosomale overerving
C
ziekte veroorzaakt door defect testosteron
D
alleen via de vader te erven

Slide 26 - Quizvraag

Welke zin over een dominante x-chromosomale overerving van een afwijking is juist?
A
Een vader met een afwijking geeft dit door aan al zijn zoons
B
Een vader met een afwijking geeft dit door aan al zijn dochters
C
Een moeder met een afwijking geeft dit door aan al haar zoons
D
Een moeder met een afwijking geeft dit door aan al haar dochters

Slide 27 - Quizvraag

Uitlegfilmpjes.


https://www

- 5 min. monohybride kruisingen

Slide 28 - Tekstslide

Snap je het? -> Ja-> Top! 
Nee? -> Filmpje ! :) (6.5 minuut)

Slide 29 - Tekstslide