Grammatica Blok 5 1KT

Grammatica - Blok 5
Aan het einde van deze les kan je  bijvoeglijk naamwoorden benoemen in een zin. 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica - Blok 5
Aan het einde van deze les kan je  bijvoeglijk naamwoorden benoemen in een zin. 

Slide 1 - Tekstslide

Theorie herhaling (lidwoorden)
Er zijn drie lidwoorden: de, het, een. Een is alleen een lidwoord als je het kan uitspreken als ‘n. Bedoel je het getal één? Dan is het geen lidwoord, maar een telwoord.

Het paard staat in de wei.
De koe eet gras.
Een paard staat in de wei
Een koe eet gras.



Slide 2 - Tekstslide

Theorie herhaling (zelfstandig naamwoord)
Simpel gezegd is een zelfstandig naamwoord een woord dat mensen, dieren of dingen aanduidt.


Veel zelfstandige naamwoorden kan je aanraken. Dat lukt niet met alle zelfstandige naamwoorden. Denk aan: Tijdsaanduidingen, vriendschap, liefde, plaatsnamen, enz.    

Ook eigennamen zijn zelfstandig naamwoorden.




Slide 3 - Tekstslide

Lidwoord
zelfstandig naamwoord
Een 
aanrijding 
op 
de 
snelweg 
zorgt 
meestal 
voor 
een  
lange 
file.

Slide 4 - Sleepvraag

De blonde jongen is zijn rugtas vergeten.


Wat is/zijn in deze zin 
een zelfstandig naamwoord(en)?
timer
0:30
blonde
jongen
rugtas
is

Slide 5 - Sleepvraag

Welk woord in deze zin zegt iets over het zelfstandig naamwoord 'jongen'?

De vervelende jongen zat steeds aan haar haren te trekken.

Slide 6 - Open vraag

Theorie (bijvoeglijk naamwoord)
= zegt iets over het zelfstandig naamwoord (mens, dier, ding)

Voorbeeld: de lange jongen droeg een blauwe jas.

'lange' en 'blauwe' zijn bijvoeglijke naamwoorden, omdat ze iets zeggen over 'jongen' en 'jas'.

Slide 7 - Tekstslide

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Lidwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Quizvraag

Jumbo
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 9 - Quizvraag

Verliefd
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Quizvraag

zelfstandig naamwoord
 Bijvoeglijk naamwoord
peren
aardige
auto
roos

lokalen
klein

Slide 11 - Sleepvraag

Tekst
Zelfstandig naamwoord
Bijv. naamwoord
timer
1:00
huisarts
wit
fiets
groot
duur
jong
nieuw
oma 
interessant
klaslokaal

Slide 12 - Sleepvraag

Aan de slag!
1. Afmaken werkblad  (Hw. voor donderdag)
2. B5 Grammatica Weektaak: 5.4 t/m 5.6 
HW voor maandag
De theorie van 5.6 leg ik morgen uit!

Slide 13 - Tekstslide

Noem 3 woorden met daarachter:
de kooi
het feest
de dokter

Slide 14 - Woordweb

Voorzetsel (VZ)
Woordjes die je vóór een LW en een ZN kunt zetten.


VZ
vanwege
tijdens
voor
door  
over            ...
LW
de
het
een
ZN
feest
dokter
kast
vriend
kooi            ...
+
+

Slide 15 - Tekstslide

Noem de voorzetsels in de volgende zin:

Geef het maar aan haar, als je dat graag wilt.

Slide 16 - Open vraag

Sleep de voorzetsels naar het zwarte vak.
VOORZETSELS
Door
de
drukte
op
straat
botste
de 
vrouw
tegen
iemand
aan

Slide 17 - Sleepvraag

wel een voorzetsel
geen voorzetsel
op
met
tussen
over
tijdens
donder
werk
onder
zijn

Slide 18 - Sleepvraag

VOORZETSEL
Op
de
Domtoren
in
Utrecht
heb
je
een
prachtig
uitzicht.

Slide 19 - Sleepvraag

Noem de voorzetsels in de volgende zin:

Ze gaat met vakantie naar Zweden,
vanwege de sneeuw in dat land.

Slide 20 - Open vraag

En nu werken jullie!

Slide 21 - Tekstslide