HV1 ch 1 les 4 2021

B1C
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

B1C

Slide 1 - Tekstslide

Qu'est-ce qu'on va faire?
- overhoren voca A + B
- corriger les devoirs (9, 10, 11, 12, 13, 14)
- gesprekjes C
- doornemen bron D + maken
- SO ?  
-  francofolies

Slide 2 - Tekstslide

kijk na: opdr. 9, 10, 11, 12, 13, 14
Zijn er vragen?

Slide 3 - Tekstslide

Conversations
Exercice15


Slide 4 - Tekstslide

Lidwoorden
Wat zijn dat?

Welke kennen we in het Nederlands?
En welke ken je al in het Frans?

Slide 5 - Tekstslide

Nederlands (néerlandais)
de (bepaald lidwoord) --> de fiets
het (bepaald lidwoord) --> het huis
een (onbepaald lidwoord) --> een auto

Wat is het verschil tussen 'de' en 'het'?

Slide 6 - Tekstslide

Frans (français)
Bepaalde lidwoorden (de/het)

le frère
la soeur
l'oncle
les parents
 
Wat is het verschil denk je?

Slide 7 - Tekstslide

Frans (français)
Bepaalde lidwoorden (de/het)

le frère --> mannelijk ev
la soeur --> vrouwelijk ev
l'oncle --> mnl/vrl  ev beginnend met een klinker/h
les parents --> meervoud
 
En hoe vertaal je dit?

Slide 8 - Tekstslide

Welk lidwoord past hier het best?

___ garçon
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 9 - Quizvraag

En hier?

___ fille
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 10 - Quizvraag

en hier?

___ parents
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 11 - Quizvraag

Let op! (attention!)
Wanneer je een woord in het meervoud zet, komt er meestal gewoon een s aan vast.
bijv: le frère --> les frères
la soeur --> les soeurs

Slide 12 - Tekstslide

Zet dit in het meervoud:

le cousin

Slide 13 - Open vraag

Nederlands (néerlandais)
een (onbepaald lidwoord) --> een fiets, een auto

Slide 14 - Tekstslide

Frans (français)
Onbepaalde lidwoorden

un frère 
une soeur
des parents
Wat is het verschil denk je?

Slide 15 - Tekstslide

Frans (français)
Onbepaalde lidwoorden

un frère --> mannelijk ev
une soeur --> vrouwelijk ev
des parents --> mnl/vrl meervoud
En hoe vertaal je dit?

Slide 16 - Tekstslide

zet in het meervoud:
un cousin

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Hoe vertaal je:

de tent

A
le tente
B
la tente
C
un tente
D
une tente

Slide 19 - Quizvraag

En hoe zeg je dan:

een tent
A
le tente
B
la tente
C
un tente
D
une tente

Slide 20 - Quizvraag

Hoe zeg je:

de hond?
A
le chien
B
la chien
C
un chien
D
une chien

Slide 21 - Quizvraag

En hoe zeg je dan:

de honden?
A
le chien
B
la chien
C
les chiens
D
des chiens

Slide 22 - Quizvraag

Vous avez encore des questions?

Au travail!
Maak : 16, 17, 18, 19
(probeer 17c te luisteren)

Slide 23 - Tekstslide

Volgende les: SO
Wat moet je leren:
- Vocabulaire A + B
- Phrases cles C (zinnen)
- Grammaire D (lidwoorden)


Slide 24 - Tekstslide

Tips:

- herhaal de moeilijke woorden wat vaker
- Oefen de woorden NF en de zinnen met schrijven
- let ook op de accenten op de woorden

Vragen?

Slide 25 - Tekstslide

Chapitre 1 - Les vacances en France
à la page 36

Slide 26 - Tekstslide

Au travail
faire (maken): D (16, 17, 18, 19)
apprendre: ABCD

Slide 27 - Tekstslide