4.4 Vermogen

4.4 Vermogen
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

4.4 Vermogen

Slide 1 - Tekstslide

Het vermogen
Het vermogen is de energie die per seconde wordt omgezet.
Symbool: P (van power)
Eenheid; W (van Watt)

Het vermogen is vijf Watt.
Notatie; P = 5 W

Slide 2 - Tekstslide

Formule vermogen
Het vermogen hangt af van de spanning en de stroomsterkte.

P = U x I
P = vermogen in Watt (W)
U = spanning in Volt (V)
I = stroomsterkte in ampère (A)

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld vermogen
  • Bereken het vermogen van een radio waarop staat; 230 V -
         0,1 A
  • Geg:
         U = 230 V
         I = 0,1 A
  • Gevr:  P=?W
  • Opl:    P = U x I = 230 x 0,1 = 23 W

Slide 4 - Tekstslide

Capaciteit
Als je een batterij meer gebruikt of er vloeit een grotere stroom, dan is hij sneller leeg.

Slide 5 - Tekstslide

Oefenrondje

Slide 6 - Tekstslide

P=U*I
Als een xbox controller 5V spanning heeft en 480mA stroomsterkte heeft, wat is dan het vermogen?
A
240 Watt
B
24 Watt
C
2,4 Watt
D
0,24 Watt

Slide 7 - Quizvraag

P=U*I
Als je IKEA smarthome lamp 38 mA stroomsterkte nodig heeft en 230V gebruikt, wat is dan het vermogen van de lamp?
A
8740 Watt
B
8,74 Watt
C
0,087 Watt
D
874 mWatt

Slide 8 - Quizvraag

P=U*I
Wanneer je laptopoplader 150 Watt vermogen gebruikt en 19,5V spanning geeft, hoeveel A stroomsterkte geeft de oplader dan?
A
7,7 A
B
77 mA
C
770 mA
D
0,77 A

Slide 9 - Quizvraag

Maken van opgaves

Paragraaf 4.4 over vermogen en energie:
- 1, 3, 4, 5, 6

Slide 10 - Tekstslide