Domein C4

Domein C4
Sociale ongelijkheid binnen een specifieke context
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Domein C4
Sociale ongelijkheid binnen een specifieke context

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we bij C4 bespreken
11.1 Maatschappelijke ladder
11.2 Stijgen en dalen op de maatschappelijke ladder
11.3 Groepen met zwakke positie op de arbeidsmarkt
11.4 Sociale uitsluiting

Slide 2 - Tekstslide

KIJKVRAGEN
  1. Wat zijn twee voorwaarden om op een bepaalde plek op de maatschappelijke ladder te komen?
  2. Wat betekent 'sociale status'?
  3. Hoe wordt deze 'sociale status' bepaald?
  4. Welke vier factoren zorgen voor verschillen in kansen op de maatschappelijke ladder?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Agrariër
Makelaar
Automonteur
Fysiotherapeut
Kapper
Verpleegkundige
Secretaresse
Verloskundige




Tandarts
Politieagent
Dierenarts
Kok
Rechter
Chirurg
Begrafenisondernemer
Piloot

Slide 5 - Tekstslide

Agrariër (#81)
Makelaar (#34)
Automonteur (#97)
Fysiotherapeut (#29)
Kapper (#83)
Verpleegkundige (#42)
Secretaresse (#71)
Docent (#43)




Tandarts (#17)
Politieagent (#47)
Dierenarts (#19)
Kok (#75)
Rechter (#2)
Chirurg (#1)
Begrafenisondernemer (#72)
Piloot (#8)

Slide 6 - Tekstslide

Wat gaan we bij C4 bespreken
11.1 Maatschappelijke ladder
11.2 Stijgen en dalen op de maatschappelijke ladder
11.3 Groepen met zwakke positie op de arbeidsmarkt
11.4 Sociale uitsluiting

Slide 7 - Tekstslide

Sociale mobiliteit betekent:
A
Je kunt klimmen op de maatschappelijke ladder
B
Macht, kennis en geld zijn niet gelijk verdeeld over de samenleving.
C
Alle maatschappelijke posities van hoog naar laag
D
Je kunt bewegen, zoals dansen, waardoor je een betere positie hebt.

Slide 8 - Quizvraag

Mobiliteit
Verticale mobiliteit
  • De stijging of daling op de beroeps- of sociale ladder

Horizontale mobiliteit
  • De beweging van de ene naar de andere positie binnen dezelfde sociale laag

Slide 9 - Tekstslide

Mobiliteit per generatie
Inter-generationele mobiliteit: 
  • Mobiliteit t.o.v. je ouders

Intra- generationele mobiliteit:
  • Mobiliteit t.o.v. je eigen loopbaan

Slide 10 - Tekstslide

Sociale ongelijkheid - India
Kasten

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Wat gaan we bij C4 bespreken
11.1 Maatschappelijke ladder
11.2 Stijgen en dalen op de maatschappelijke ladder
11.3 Groepen met zwakke positie op de arbeidsmarkt
11.4 Sociale uitsluiting

Slide 13 - Tekstslide

Welke groepen hebben een slechte positie op de arbeidsmarkt?

Slide 14 - Woordweb

Groepen met een zwakke positie
- vrouwen, 
- jongeren, 
- ouderen, 
- laagopgeleiden   (de ongediplomeerden 
- gedeeltelijk arbeidsgeschikten 
-  Nederlanders met een niet-westerse
migratieachtergrond 

Slide 15 - Tekstslide

Wat gaan we bij C4 bespreken
11.1 Maatschappelijke ladder
11.2 Stijgen en dalen op de maatschappelijke ladder
11.3 Groepen met zwakke positie op de arbeidsmarkt
11.4 Sociale uitsluiting

Slide 16 - Tekstslide

VRAAG
Leg uit hoe een sterke mate van sociale cohesie kan leiden tot sociale uitsluiting. Gebruik in je antwoord:
- Kernconcept sociale cohesie
- Begrippen in-group en out-group (2p)

Slide 17 - Tekstslide

ANTWOORD
Een sterke mate van sociale cohesie kan leiden tot sociale uitsluiting, omdat ...

Slide 18 - Tekstslide

ANTWOORD
Een sterke mate van sociale cohesie kan leiden tot sociale uitsluiting, omdat wanneer personen sterk het gevoel hebben een groep te zijn of daarbij te horen, dan zullen ze niet snel andere mensen in de groep erbij willen hebben die afwijken van de groepsnormen. Zo ontstaat er dus een in-group (degenen die erbij horen). De out-group (degenen die er niet bijhoren) worden zo dus door de in-group uitgesloten.

Slide 19 - Tekstslide

Sociale uitsluiting
Sociale uitsluiting is het proces waarin personen geïsoleerd en afgesloten raken van de maatschappij.

Slide 20 - Tekstslide

Sociale uitsluiting
Vier componenten om de mate van sociale uitsluiting vast te stellen:
  1. beperkte sociale en politieke participatie, 
  2. beperkte normatieve integratie (naleving  waarden en normen )
  3. niet goed kunnen voorzien in  levensbehoeften/ materiële goederen;
  4. geringe toegang tot sociale grondrechten, zoals onderwijs, huisvesting, gezondheidszorg e en veiligheid.

Slide 21 - Tekstslide

Zowel de kwetsbare positie op de arbeidsmarkt als sociale uitsluiting kunnen het gevolg zijn van positietoewijzing en positieverwerving.

Slide 22 - Tekstslide