Herhaling H3 water paragraaf 1 + 2

Herhaling Hoofdstuk 3 water
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling Hoofdstuk 3 water

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 1
leerdoelen:
  1. je kunt drie fasen noemen
  2. drie fasen herkennen in de praktijk
  3. kristalstructuur
  4. Verschillende soorten neerslag beschrijven
  5. GT plus: waarom drijft ijs op water? 

Slide 2 - Tekstslide

Water komt voor in drie fasen
vast                          vloeibaar                         gas?

Slide 3 - Tekstslide

Vast, vloeibaar of gas?

Slide 4 - Tekstslide

Vast, vloeibaar en gasvormig.
Waterdamp kan je NIET ZIEN!

Stoom/nevel zijn kleine druppeltjes, geen gas


Slide 5 - Tekstslide

Dat geldt trouwens voor elke stof
Goud kan vast, vloeibaar of gasvormig zijn
Net als Zuurstof, CO2, IJzer en Alcohol
Vloeibaar ijzer

Slide 6 - Tekstslide

Vast, vloeibaar en gasvormig
Water komt voor in drie vormen:
  • ijs --> vast (s)                   
  • water --> vloeibaar (l)
  • waterdamp --> gas (g)

Welke fase zie je op de foto?

Slide 7 - Tekstslide

Alle metalen kunnen, afhankelijk van de temperatuur, in de toestanden vast, vloeibaar en gas voorkomen.
Alleen kwik is vloeibaar bij kamertemperatuur

Slide 8 - Tekstslide

Hoe ontstaat neerslag

Slide 9 - Tekstslide

Soorten neerslag

Slide 10 - Tekstslide

Soorten Neerslag
  • Regen
  • Sneeuw
  • Hagel
  • Mist
  • Dauw
  • Rijp
  • Ijzel

Slide 11 - Tekstslide

Soorten neerslag

Slide 12 - Tekstslide

Fases
Stoffen kunnen in 3 fases verschijnen:

- Vast
- Vloeibaar
- Gas

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld examenvraag (2013)

1. In welke fase(n) komt water voor in deze afbeelding?

2. Wat gebeurt er met de dichtheid als ijs smelt?

Slide 14 - Tekstslide

IJs en Water
De dichtheid van water is 1 gram/ cm3
Dat betekend dat 1 cm3 van de stof water een massa van 1 gram heeft
Dus 10 cm3 water heeft een massa van 10 x 1 = 10 gram

De dichtheid van ijs is 0,9 gram / cm3 
Dat betekend dat 1 cmvan de stof ijs een massa heeft van 0,9 gram
IJs is dus 'lichter' dan water    Daarom drijft ijs in water

Slide 15 - Tekstslide

Vast
Vloeibaar
Gas
Zeewater
Waterdamp
Rijp
Mist
Wolk
Stoom
IJsklontje
IJzel

Slide 16 - Sleepvraag

Hieronder zie je een vloeistof thermometer. 
Zet de namen bij de juiste nummers
Schaalverdeling
Stijgbuis
Reservoir

Slide 17 - Sleepvraag

§3.1: opgave 15
Sleep het juiste antwoord naar de puntjes waar hij hoort.
a) Een vloeistof die warmer wordt,
b) Een vloeistof die afkoelt, 
c) In het reservoir van een thermometer bevindt zich 
.......................................
.......................................
.......................................
zet uit
krimpt
alcohol
water
zet uit
krimpt

Slide 18 - Sleepvraag

rijp
hagel
dauw
regen

Slide 19 - Sleepvraag

Water komt in drie fasen voor. Tussen de drie fasen zijn faseovergangen.

Sleep de namen naar de juiste plaatsen.

3
condenseren
vervluchtigen
stollen
smelten
vloeistof
gas

Slide 20 - Sleepvraag

Sleep de faseovergang naar het juiste nummer in de afbeelding
condenseren
vervluchtigen
smelten
stollen
rijpen
verdampen

Slide 21 - Sleepvraag

Welk begrip hoort bij welke thermometer?
digitale thermometer
Vloeistof thermometer
Afleesvenster
Alcohol
Glazen stijgbuis
Resevoir
kleine elektrische stroom

Slide 22 - Sleepvraag

Stap 1.

Stap 2.

Stap 3.
Stap 4.

Water koken.
Thermometer verwarmen in het water.
markeren waar de vloeistof stopt met 100 ℃
Schaal verdeling maken.

Slide 23 - Sleepvraag

voeler
reservoir
stijgbuis
vloeistof-
thermometer
digitale-
thermometer
één decimaal
meetbereik

Slide 24 - Sleepvraag

Op school hangen twee dezelfde vloeistofthermometers. Eén vloeistofthermometer hangt buiten, de andere hangt binnen. In de vloeistofthermometer die buiten hangt komt de vloeistof hoger dan in de vloeistofthermometer die binnen hangt.

De vloeistof in de thermometer buiten heeft een .............................. 

volume. Buiten is het dus .................................... dan binnen.

groter
kleiner
warmer
kouder

Slide 25 - Sleepvraag

Bimetaal thermometer.

Slide 26 - Tekstslide

Bimetaal thermometer

Slide 27 - Tekstslide

Bimetaal

Slide 28 - Tekstslide

Een bimetaal bestaat uit ijzer en aluminium. Aluminium zet bij verwarming meer uit dan ijzer.
Het bimetaal wordt afgekoeld.
In welke tekening is juist aangegeven hoe het bimetaal zal kromtrekken?
A
A
B
B
C
Zowel A als B mogelijk

Slide 29 - Quizvraag

Het bimetaal in afbeelding 11 is gemaakt van aluminium en staal. Aluminium zet bijna twee keer zo veel uit als staal.

In welke richting zal het bimetaal kromtrekken als je het verhit met een brander?
A
naar boven
B
naar beneden

Slide 30 - Quizvraag

Sleep de woorden en figuren naar de juiste plek.
kookpunt
smeltpunt

Slide 31 - Sleepvraag

Hoe heet de temperatuur waarbij een stof overgaat van vast naar vloeibaar
A
kookpunt
B
smeltpunt
C
vast punt
D
herkenningspunt

Slide 32 - Quizvraag

Aluminium heeft een smeltpunt van 660 °C en een kookpunt van 2467 °C. Welke fase heeft aluminium bij 1000 °C?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas

Slide 33 - Quizvraag


In bijlage 4 staat dat broom een smeltpunt van -7℃ en kookpunt van 49℃ heeft. Welke fase heeft broom bij een temperatuur van -5 ℃?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
D
Dat kan je niet zeggen

Slide 34 - Quizvraag

Het smeltpunt zit tussen de volgende fasen:
A
gas en vast
B
vast en vloeibaar
C
vloeibaar en gas
D
gas en vloeibaar

Slide 35 - Quizvraag

smeltpunt en kookpunt zijn voor alle stoffen hetzelfde. Klopt dit?
A
ja
B
nee

Slide 36 - Quizvraag

Het smeltpunt ligt bij dezelfde temperatuur als het stolpunt. Klopt dit?
A
ja
B
nee

Slide 37 - Quizvraag

stearinezuur
Als je vast kaarsvet (stearinezuur) verwarmt, stijgt de temperatuur tot 69 °C. 

Dit is het smeltpunt van stearinezuur.

Slide 38 - Tekstslide

stearinezuur
Als je doorgaat met verwarmen, blijft de temperatuur 69 °C totdat alle stearinezuur gesmolten is. 
Pas als alle stearinezuur vloeibaar is, stijgt de temperatuur weer 

Slide 39 - Tekstslide

Het smeltdiagram van stearinezuur.

Slide 40 - Tekstslide

In welke fase bevindt kwik zich als de temperatuur –60°C is? De fase is :  .................. 
                               smeltpunt                    kookpunt


vast
vloeibaar
gas

Slide 41 - Sleepvraag

Welke stof heeft het hoogste smeltpunt?


185 graden

801 graden

1538 graden
3422 graden

Slide 42 - Sleepvraag

Als het vriest, gaan strooiwagens op weg om wegen en fietspaden te bestrooien.

Wat strooien ze en waarom doen ze dat?
A
Zand om het vriespunt van water te verhogen.
B
Zand om het vriespunt van water te verlagen
C
Zout om het vriespunt van water te verhogen
D
Zout om het vriespunt van water te verlagen

Slide 43 - Quizvraag