230315_Taalverzorging compleet

Voorbereiden op de toets
In de toetsweek maak je een toets over taalverzorging. In deze LessonUp ga je zelfstandig oefenen met de stof. Er komen verschillende soorten vragen aan bod. 

Maak ze serieus en doe je best. Heb je vragen? Gebruik Kern of stel je vraag aan de docent. 
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Voorbereiden op de toets
In de toetsweek maak je een toets over taalverzorging. In deze LessonUp ga je zelfstandig oefenen met de stof. Er komen verschillende soorten vragen aan bod. 

Maak ze serieus en doe je best. Heb je vragen? Gebruik Kern of stel je vraag aan de docent. 

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen belooft en beloofd?

Slide 2 - Open vraag

De stof
§12 - Meervouden en bijvoeglijk naamwoorden
§13 - Samenstellingen
§27 - Werkwoordspelling
§28 - Hoofdletters en leestekens

Slide 3 - Tekstslide

Maak een zin waarin je werkwoord 'gebeuren' gebruikt als persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

Slide 4 - Open vraag

Maak een zin waarin je werkwoord 'gebeuren' gebruikt als voltooid deelwoord.

Slide 5 - Open vraag

De tweet werd snel weer (deleten), maar toen was het kwaad al (geschieden).

Slide 6 - Open vraag

Gisteren (mountainbiken) de toeristen over straat.

Slide 7 - Open vraag

Is die extra training al (inplannen) of wordt ons dat pas op het laatst (vertellen)?

Slide 8 - Open vraag

(Niets vermoeden) werd de duiker (achtervolgen) door een haai.

Slide 9 - Open vraag

Maak een zin waarin je 'zoeken' als onvoltooid deelwoord gebruikt.

Slide 10 - Open vraag

Maak een zin waarin je 'denken' als onvoltooid deelwoord gebruikt.

Slide 11 - Open vraag

De jij-vorm van kunnen heeft twee vormen. Welke vormen zijn dat?

Slide 12 - Open vraag

Maak twee zinnen waarin je de twee vormen van jij + kunnen gebruikt.

Slide 13 - Open vraag

De jij-vorm van zullen heeft ook twee vormen. Welke twee vormen zijn dat?

Slide 14 - Open vraag

Maak twee zinnen waarin je de twee vormen van jij + zullen gebruikt.

Slide 15 - Open vraag

Welk woord is verkeerd geschreven?
A
levensstijl
B
bladendek
C
hemelsbreed
D
slechthorend

Slide 16 - Quizvraag

Welk woord is verkeerd geschreven?
A
Zonnestraal
B
Boekenweek
C
Manenschijn
D
Beresterk

Slide 17 - Quizvraag

Schrijf de juiste samenstelling op van: aap + trots

Slide 18 - Open vraag

Schrijf de juiste samenstelling op van: stad + trip

Slide 19 - Open vraag

(Drink water) als je dorst hebt, dat is beter dan frisdrank.
Moeten de woorden tussen haakjes los of aan elkaar? Leg je antwoord uit.

Slide 20 - Open vraag

(Beuk hout) is een harde houtsoort, geschikt voor tafels en stoelen die tegen een stootje moeten kunnen.
Moeten de woorden tussen haakjes los of aan elkaar? Leg je antwoord uit.

Slide 21 - Open vraag

Maak twee zinnen met de volgende woorden: buiten sporten & buitensporten.

Slide 22 - Open vraag

Maak twee zinnen met de volgende woorden:
in zicht & inzicht.

Slide 23 - Open vraag

Schrijf het meervoud op van: guppy.

Slide 24 - Open vraag

Schrijf het meervoud op van: schoonheid.

Slide 25 - Open vraag

Waarom is musea's geen goede meervoudsvorm?

Slide 26 - Open vraag

Het woord been heeft twee meervoudsvormen: benen en beenderen. Wat is het verschil?

Slide 27 - Open vraag

Vul aan: goed, beter...

Slide 28 - Open vraag

Vul aan: creatief, ..., creatiefst

Slide 29 - Open vraag

Vul aan: ..., meer, meest

Slide 30 - Open vraag

De verrassing is mislukt.
De ... verrassing.

Slide 31 - Open vraag

Welke regels gelden voor de spelling van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

Slide 32 - Open vraag

Wanneer gebruik je geen komma?
A
Bij een pauze in de zin.
B
Bij opsommingen.
C
Tussen twee persoonsvormen.
D
Wanneer je een citaat aankondigt.

Slide 33 - Quizvraag

In de zin zijn leestekens vergeten of staan leestekens op de verkeerde plek. Neem de zin over en zet de leestekens op de juiste plek.

ik houd niet van appeltaart zei ik

Slide 34 - Open vraag

In de zin zijn leestekens vergeten of staan leestekens op de verkeerde plek. Neem de zin over en zet de leestekens op de juiste plek.

de kleuter schreeuwde naar zijn vader, Ik wil niet naar bed?

Slide 35 - Open vraag

Hoe goed ben jij voorbereid op de toets?
0100

Slide 36 - Poll