E/I Wechsel

e/i Wechsel: wisselspelers
helfen: du hilfst, er/sie/es hilft

essen: du isst, er/sie/es isst

sprechen: du sprichst, er/sie/es spricht
e
i
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

e/i Wechsel: wisselspelers
helfen: du hilfst, er/sie/es hilft

essen: du isst, er/sie/es isst

sprechen: du sprichst, er/sie/es spricht
e
i

Slide 1 - Tekstslide

e/i Wechsel: wisselspelers
e
i
helfen: du hilfst, er/sie/es hilft

essen: du isst, er/sie/es isst

sprechen: du sprichst, er/sie/es spricht

Slide 2 - Tekstslide

Sterke werkwoorden met een e in de stam
De e→i wissel

Bij sterke werkwoorden met een -e in de stam. 

Sterke werkwoorden veranderen van klinker in de verleden tijd. 

helfen - half - geholfen

voltooid deelwoord eindigt op -en: 
                           gesprochen, gelesen


e
i
helfen:
-e verdwijnd
-i: komt erin.
du hilfst
er/sie/es hilft

Slide 3 - Tekstslide

Sterke werkwoorden met de e/i Wechsel
essen - fernsehen - geben - helfen - lesen - nehmen - sehen - sprechen - treffen - vergessen

Slide 4 - Tekstslide

Sterke werkwoorden met een e in de stam
Ik ben de -e. Ik ga eruit.
Ik ben de -i. Ik kom erin.

Slide 5 - Tekstslide

Korte -e klank en de lange -e klank
sprechen →korte -e
                       du sprichst
             er/sie/es spricht

sehen →      lange -e
                       du siehst
             er/sie/es sieht



e
i (e)
helfen:
-e verdwijnd
-i: komt erin.
du sprichst
er/sie/es spricht

-i: komt erin.
du siehst
er/sie/es sieht

Slide 6 - Tekstslide

Uitzonderingen!
Let op:
nehmen/geben hebben een lange -e klank,
maar krijgen een -i i.p.v. -ie. 

nehmen: du nimmst, er/sie/es nimmt

geben: du gibst, er/sie/es gibt

De werkwoorden gehen en stehen zijn sterk
maar krijgen geen e/i Wechsel.
e
Nicht schon wieder diese Ausnahmen!

Slide 7 - Tekstslide

jij ziet (sehen)

Slide 8 - Open vraag

u leest (lesen)

Slide 9 - Open vraag

zij geeft (geben)

Slide 10 - Open vraag

jij helpt (helfen)

Slide 11 - Open vraag

hij ziet (sehen)

Slide 12 - Open vraag

jullie vergeten (vergessen)

Slide 13 - Open vraag

het spreekt (sprechen)

Slide 14 - Open vraag

jullie spreken (sprechen)

Slide 15 - Open vraag

hij neemt (nehmen)

Slide 16 - Open vraag

wij nemen (nehmen)

Slide 17 - Open vraag

zij kijkt tv (fernsehen)

Slide 18 - Open vraag

jij eet (essen)

Slide 19 - Open vraag

wij kijken tv (fernsehen)

Slide 20 - Open vraag

Hoe goed begrijp jij deze grammatica?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll