21-22 / H6 Derving

Goederenstroom
Derving 
voorraad
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
RetailMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Goederenstroom
Derving 
voorraad

Slide 1 - Tekstslide

Wat is derving?

Slide 2 - Woordweb

Derving (par. 6.1)
Derving is verlies van omzet, omdat artikelen niet verkocht kunnen worden

Slide 3 - Tekstslide

Welke vorm van derving zag je in dit filmpje?

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Video

Vraag
Welke vormen van derving ken je nog meer?

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van niet-criminele derving

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Vraag
Wat kan een onopzettelijke fout zijn?

Slide 12 - Tekstslide

Par. 6.2 
  • Waar en wanneer kan derving plaatsvinden?
  • Gevolgen van derving

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Hoe zou je derving of beschadiging
kunnen voorkomen in de winkel?

Slide 15 - Woordweb

Slide 16 - Tekstslide

Welke gevolgen heeft criminele derving voor een klant?

Slide 17 - Open vraag

Uitwerking vraag
  • Klant kan een product niet kopen / het bedrijf zal vaker nee
      verkopen aan de klant --> klant ontevreden
  • Er zullen hogere prijzen voor de klant aangehouden worden

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Niet-criminele derving ontstaat door...
A
diefstal, fraude en inbraak
B
opzettelijke fouten
C
administratieve -, controle-, onopzettelijke fouten

Slide 23 - Quizvraag

Waarom zou je een klant begroeten wanneer hij/zij in de winkel komt?
A
Omdat een klant anders de winkel weer verlaat als je dit niet doet
B
Omdat dit een plicht is
C
Om diefstal te voorkomen

Slide 24 - Quizvraag

Welke soorten derving zijn er?
A
geregistreerde en niet-geregistreerde derving
B
criminele derving
C
niet-criminele derving
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 25 - Quizvraag

Wat zijn de drie niveaus van een dervingbestrijdingsplan?
A
hoog, midden, laag
B
strategisch, tactisch, operationeel
C
criminele derving, niet-criminele derving, onbekende derving

Slide 26 - Quizvraag