B0 SO taalverzorging: herhaling meervoud znw

SO Taalverzorging
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

SO Taalverzorging

Slide 1 - Tekstslide

Let op!!!
Volgende week: SO Taalverzorging

B07: dinsdag 1 juni
B08: donderdag 3 juni
B09: woensdag 2 juni
Noteer in je planner!

Slide 2 - Tekstslide

Leerstof SO taalverzorging
• 14.1.1 hoofdletters en kleine letters
• 14.1.2 punt, vraagteken en uitroepteken
• 14.1.3 komma
• 14.1.4 dubbele punt
• 14.2.20 meervoud van zelfstandige naamwoorden
• 14.3.1 werkwoorden vervoegen
• 14.3.2 werkwoorden vervoegen
• 14.3.3 persoonsvorm tegenwoordige tijd
• 14.3.4 stam
• 14.3.5 persoonsvorm verleden tijd
• 14.3.6 voltooid deelwoord
• 16.1.9 gebruik passende signaalwoorden
• Alle gemaakt opdrachten

Slide 3 - Tekstslide

Leerstof SO taalverzorging
• 14.1.1 hoofdletters en kleine letters
• 14.1.2 punt, vraagteken en uitroepteken
• 14.1.3 komma
• 14.1.4 dubbele punt
• 14.2.20 meervoud van zelfstandige naamwoorden
• 14.3.1 werkwoorden vervoegen
• 14.3.2 werkwoorden vervoegen
• 14.3.3 persoonsvorm tegenwoordige tijd
• 14.3.4 stam
• 14.3.5 persoonsvorm verleden tijd
• 14.3.6 voltooid deelwoord
• 16.1.9 gebruik passende signaalwoorden
• Alle gemaakt opdrachten
Te vinden in map "Taalverzorging" bij bestanden in Teams.

Slide 4 - Tekstslide

Welk onderwerp van het SO taalverzorging vind jij lastig?
Interpunctie & hoofdletters
Spelling / vervoeging werkwoorden
Signaalwoorden
ALLES!
Niks, noppes, nada...

Slide 5 - Poll

Deze week:
Herhaling stof SO Taalverzorging. Zorg dat je je dunne taalverzorgingsboek in de buurt hebt.

Slide 6 - Tekstslide

Deze les:
Herhaling meervoud van zelfstandige naamwoorden.
Theorie 14.2.20 (bladzijde 152).
Opdrachten bladzijde 57 - 59.

Slide 7 - Tekstslide

Meervoud van zelfstandige naamwoorden


Wat is ook alweer een zelfstandig naamwoord?

Slide 8 - Tekstslide

Een zelfstandig naamwoord is een...

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Wat kun je achter een zelfstandig naamwoord plakken om er meervoud van te maken?

Slide 11 - Woordweb

Voor overzicht: zie bladzijde 152.

Slide 12 - Tekstslide

Dus....
meestal gaat het automatisch goed. Maar... soms moet je een bijzondere meervoudsvorm gebruiken. Daar gaan we nu mee oefenen!

Slide 13 - Tekstslide

Meervoud van taxi:
A
taxies
B
taxis
C
taxien
D
taxi's

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Meervoud van oma?
A
omas
B
omie
C
omaen
D
oma's

Slide 16 - Quizvraag

Meervoud van komma?
A
kommaas
B
kommas
C
komma's
D
kommaa's

Slide 17 - Quizvraag

Meervoud van cowboy?
A
cowboys
B
cowboy's
C
cowboyes
D
cowbois

Slide 18 - Quizvraag

Meervoud van baby?
A
babies
B
baby's
C
babys
D
balen

Slide 19 - Quizvraag

Meervoud van cadeau?
A
cadeaus
B
cadeau's
C
cados
D
cado's

Slide 20 - Quizvraag

Een andere bijzondere meervoudsvorm.....

Slide 21 - Tekstslide

Wat is goed?
A
groenten
B
groentes
C
allebei goed
D
allebei fout

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

En nog een andere meervoudsvorm....

Slide 24 - Tekstslide

Wat is goed?
A
tweën
B
tweeën
C
twëen
D
tweëen

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Wat is goed?
A
driën
B
drieën
C
driëen
D
drieëen

Slide 27 - Quizvraag

Wat is goed?
A
poriën
B
porieën
C
poriëen
D
porieëen

Slide 28 - Quizvraag

En nog eentje....

Slide 29 - Tekstslide

Wat is goed?
één graf
A
twee graaven
B
twee grafen
C
twee graffen
D
twee graven

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide

En nog eentje....

Slide 32 - Tekstslide

Wat is het meervoud van dreumes?
A
dreumessen
B
dreumesen
C
dreumeses
D
dreumes's

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Tekstslide

Wat is het meervoud van kievit?
A
Kievitten
B
kieviten
C
kievits
D
kieviteren

Slide 35 - Quizvraag

Wat is het meervoud van monnik?
A
monniken
B
monnikken
C
monnikeren
D
monniks

Slide 36 - Quizvraag

Nog even oefenen...

Slide 37 - Tekstslide

Datum wordt in het meervoud datums of data.
Het meervoud van centrum wordt dus
_____________ of _______________ .

Slide 38 - Open vraag

Groente wordt in het meervoud groenten of groentes.
Het meervoud van hoogte wordt dus
_____________ of _______________ .

Slide 39 - Open vraag

Museum wordt in het meervoud museums of musea.
Het meervoud van jubileum wordt dus
_____________ of _______________ .

Slide 40 - Open vraag

Zeeman wordt in het meervoud zeemannen, zeelui of zeelieden.
Het meervoud van vakman wordt dus
_________, _________ of _________ .

Slide 41 - Open vraag

Er bestaan ook nog woorden die alleen een enkelvoud of alleen een meervoud hebben....

Slide 42 - Tekstslide

Welke woorden met alleen enkelvoud of alleen meervoud ken jij nog meer?

Slide 43 - Woordweb

Bereid dit onderwerp van de SO goed voor door:

  • Theorie 14.2.20 (bladzijde 152) te leren.
  • Bekijk de gemaakte opdrachten op bladzijde 57 - 59 nog eens goed.

Slide 44 - Tekstslide

Extra oefenen?
Theorie leren: 
https://www.jufmelis.nl/spelling/meervoud-znw-gevorderde
Opdrachten maken:
https://www.cambiumned.nl/theorie/spelling/spellingsregels/meervoudsuitgangen-tussenklank/

Slide 45 - Tekstslide