Meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling

Grammatica zinsdelen
Meewerkend voorwerp
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica zinsdelen
Meewerkend voorwerp

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Aan het eind van deze les weet je nóg beter hoe je een zin t/m het lijdend voorwerp kan ontleden.

Slide 2 - Tekstslide

pv - ond - wwg - lv 
1. De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politieagent
2. Alle aanwezigen zongen voor de jarige een vrolijk welkomstlied.
3. De stad Amersfoort doneert de speeltuinvereniging jaarlijks subsidie
4. Zal de oud-kampioen vanavond de nieuwe winnaar een medaille opspelden?
5. Elke woensdag geeft Nienke de plantjes op haar kamer water.
6. Wie zal jullie dit voorstel gaan toelichten?

Slide 3 - Tekstslide

Theorie
Meewerkend voorwerp

Slide 4 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
Een meewerkend voorwerp is iemand die meewerkt met het onderwerp. Het meewerkend voorwerp ontvangt iets.


Leon geeft een cadeau aan Emma.

Slide 5 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
De vraag die je stelt om het meewerkend voorwerp te vinden, is:

Aan wie/voor wie + ond + wwg + lv?

Leon geeft een cadeau aan Emma.
Aan wie of voor wie geeft (wwg) Leon (ond) een cadeau (lv)?

Slide 6 - Tekstslide

Snap je het?

Slide 7 - Tekstslide

De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politieagent.
MV = ?

Slide 8 - Open vraag

Alle aanwezigen zongen voor de jarige een vrolijk welkomstlied
MV = ?

Slide 9 - Open vraag

De stad Amersfoort doneert de speeltuinvereniging jaarlijks subsidie.
MV = ?

Slide 10 - Open vraag

Zal de oud-kampioen vanavond de nieuwe winnaar een medaille opspelden?
MV = ?

Slide 11 - Open vraag

Elke woensdag geeft Nienke de plantjes op haar kamer water
MV = ?

Slide 12 - Open vraag

Wie zal jullie dit voorstel gaan toelichten?
MV = ?

Slide 13 - Open vraag

Doel
Aan het eind van deze les weet je hoe je een zin kan ontleden t/m de bijwoordelijke bepaling

Slide 14 - Tekstslide

Grammatica zinsdelen H6
Bijwoordelijke bepaling

Slide 15 - Tekstslide

Op welke vraag geeft dit zinsdeel antwoord?

Sebastiaan is [naar Noorwegen] op vakantie geweest.
A
Hoe
B
Waar
C
Waarom
D
Wanneer

Slide 16 - Quizvraag

Op welke vraag geeft dit zinsdeel antwoord?

Sebastiaan is [twee jaar geleden] naar Noorwegen geweest.
A
Hoe
B
Waar
C
Waarom
D
Wanneer

Slide 17 - Quizvraag

Op welke vraag geeft dit zinsdeel antwoord?

Sebastiaan is [met de boot] naar Noorwegen geweest.
A
Hoe
B
Waar
C
Waarom
D
Wanneer

Slide 18 - Quizvraag

Op welke vraag geeft dit zinsdeel antwoord?

Sebastiaan is met de boot naar Noorwegen geweest, [omdat hij vakantie had.]
A
Hoe
B
Waar
C
Waarom
D
Wanneer

Slide 19 - Quizvraag

Bijwoordelijke bepaling
Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen als
Hoe? Hoelang? Hoever? Waar? Waardoor? Waarheen? Waarom? Waarover? Waarvandaan? Waar? Wanneer?

+ prullenbak (alle woorden/zinsdelen die over blijven in een zin)


Slide 20 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling
Ontleed de onderstaande zin in pv - ond - wwg - lv - mv - bwb

Nadine heeft afgelopen weekend gezeild op de Kaag.


Slide 21 - Tekstslide