Week 14 les 2

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Hoofdzinnen, bijzinnen en voegwoorden

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin: Ik fiets naar school.

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin: Wij gaan ons haar verven.

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin: Ik wist niet dat je een crimineel verleden had.

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin: Hij liep de trap op en hij ging zijn kamer in.

Hoofdzinnen en bijzinnen

• Samengestelde zin en enkelvoudige zin.
• Persoonsvorm 1 of meerdere?
• Welke zin is de hoofdzin?

Hoe herken je de hoofdzin en de bijzin?

• Hoofdzin: als de persoonsvorm gelijk voor of na het onderwerp staat. 

       - bv. Ik hoefde niet te weten dat je zo'n crimineel verleden had.

• Je ziet dat 'hoefde' gelijk na 'ik' komt --> hoofdzin

• Bijzin: als de persoonsvorm niet naast het onderwerp staat. Staat vaak achteraan in de zin.
• Je ziet dat de 'had' achteraan in de zin staat en niet naast 'je'.

Voegwoorden

• Verbinden 2 losse zinnen aan elkaar.

1. Onderschikkende voegwoorden --> bijzin
   
2. Nevenschikkende voegwoorden --> hoofdzin

• NS voegwoorden: en, maar, of, dan, dus en want.

       - Deze voegwoorden geven aan dat er 2 hoofdzinnen zijn.

• OS voegwoorden: dat, tot, terwijl, als, toen, omdat, doordat, zodat.

      - Deze voegwoorden geven aan dat er een hoofdzin en een bijzin is.

      - Zin met het voegwoord is de bijzin.

Voorbeeld

Hij liep de trap op en hij ging zijn kamer in.

Zij pakte haar pen, want de pen was op de grond gevallen.

Staat de persoonsvorm naast het onderwerp?

• Ja? Hoofdzin.
  
• Nee? Bijzin.

Ik loop op straat, omdat ik de hele dag vrij ben.

1. 2 hoofdzinnen.
2. 1 hoofdzin en 1 bijzin.

Ik loop op straat, maar ik moet eigenlijk naar school.

1. 2 hoofdzinnen
2. 1 hoofdzin en 1 bijzin

En nu

• Ga naar plot grammatica 4, les 1.
• Maak opdracht 10 t/m 12 + test jezelf.

• Klaar? Maak zelf een zin met een hoofdzin en een bijzin.

Wat is het voegwoord in de volgende zin: Ik wist niet dat je een crimineel verleden had.

Wat is het voegwoord in de volgende zin: Hij liep de trap op en hij ging zijn kamer in.