Verkeersles

Verkeer

Verkeer
Aan het einde van deze les hebben jullie weer 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerkeerBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Verkeer

Verkeer
Aan het einde van deze les hebben jullie weer 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkeersborden

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke verkeersborden kennen jullie nog?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Je moet hier... borden. Deze zijn rond en blauw.
Je mag hier niet... borden. Deze zijn rond en hebben een rode rand.
Kijk hier is ... borden. 
Deze zijn vierkant of rechthoekig en blauw.
Pas op ... borden. Deze zijn rood en driehoekig. De punt wijst naar beneden.
Voorrangsborden. Hebben geen vaste kleur of vorm. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je moet hier voorrang geven aan iedereen die van links en rechts komt rijden.
Pas op, er wordt aan de weg gewerkt.
Kijk, hier is een erf. Je mag hier overal lopen, spelen en fietsen, maar je mag niemand hinderen. 
Je mag hier niet fietsen. Als je verder wilt, moet je gaan lopen met je fiets aan de hand.
Je moet hier lopen. Je moet hier het voetpad opgaan. Je mag hier ook skaten, skelteren en steppen.

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oversteken

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat betekent dit verkeersbord?
A
Kijk, hier is een oversteekplaats voor voetgangers.
B
Pas op, er kunnen kinderen oversteken.
C
Pas op, mensen rennen hier rond.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mats wil oversteken. Wat moet hij doen?
A
Eerst naar rechts kijken, dan naar links kijken en dan nog een keer naar rechts kijken.
B
Eerst naar links kijken en dan naar rechts kijken.
C
Eerst naar links kijken, dan naar rechts kijken en dan nog een keer naar links kijken.
D
Eerst naar rechts kijken en dan naar links kijken.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Elma wil een weg met een middenberm oversteken. Wat moet ze doen?
A
Goed kijken, naar de middenberm lopen, goed kijken en naar de overkant van de straat lopen.
B
Goed kijken en naar de overkant van de straat lopen.
C
Naar de middenberm lopen, goed kijken en naar de overkant van de straat lopen.
D
Naar de overkant van de straat lopen.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fietsen in een groep

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de afspraken voor als je in een groep fietst?

Slide 11 - Open vraag

  • Fiets nooit met meer dan twee naast elkaar.
  • Blijf op je plaats in de groep fietsen. Ga achter elkaar fietsen als iemand belt of toetert om je in te halen.
  • Fiets ook achter elkaar op smalle, drukke wegen en fietspaden.
  • Fiets niet te dicht achter en naast elkaar.
  • Rem niet plotseling, maar waarschuw even.
  • Houd je beide handen aan het stuur. Let goed op je voorganger en sluit bij hem aan.
  • Blijf zelf ook goed uitkijken. Steek niet klakkeloos over.
  • Stoei niet als je fietst.
  • Slingeren en inhalen? Niet doen!
  • Let op de tekens van de begeleiders, als die er zijn.
  • De voorste fietsers roepen ‘paaltje’ als ze op het fietspad een paaltje zien.
Wanneer mag je met z’n drieën naast elkaar fietsen?
A
Alleen op een eenrichtingsfietspad.
B
Alleen als de weg breed genoeg is.
C
Alleen als er geen ander verkeer is.
D
Nooit

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorgaan

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorgaanafspraken gelden als je te maken krijgt met bestuurders of voetgangers die niet uit een zijweg komen.
Een van de voorgaanafspraken is rechtdoor op dezelfde weg gaat voor.

Bij deze afspraak geldt:

Je bent met iemand op dezelfde weg. Jij gaat rechtdoor, de ander slaat af. Jij mag voor.
Je bent met iemand op dezelfde weg. Jij slaat af, de ander gaat rechtdoor. Je moet de ander voor laten gaan.
Verkeer dat jou tegemoet of achteropkomt is met jou op dezelfde weg. Let op: fietspaden en stoepen horen ook bij de weg.

Krijg je op de fiets te maken met een tram? Dan geldt de regel ‘rechtdoor op dezelfde weg gaat voor’ niet. De tram mag altijd voorgaan.

Ook al mag je voorgaan, kijk altijd goed of de ander je wel ziet en de ander je wel voor laat gaan.

Bekijk het filmpje
Voorgaanafspraken gelden als je te maken krijgt met bestuurders of voetgangers die niet uit een zijweg komen. Een van de voorgaanafspraken is rechtdoor op dezelfde weg gaat voor.

Bij deze afspraak geldt:

  • Je bent met iemand op dezelfde weg. Jij gaat rechtdoor, de ander slaat af. Jij mag voor.
  • Je bent met iemand op dezelfde weg. Jij slaat af, de ander gaat rechtdoor. Je moet de ander voor laten gaan.

Slide 14 - Tekstslide

Verkeer dat jou tegemoet of achteropkomt is met jou op dezelfde weg. Let op: fietspaden en stoepen horen ook bij de weg.

Krijg je op de fiets te maken met een tram? Dan geldt de regel ‘rechtdoor op dezelfde weg gaat voor’ niet. De tram mag altijd voorgaan.

Ook al mag je voorgaan, kijk altijd goed of de ander je wel ziet en de ander je wel voor laat gaan.
Mila fietst en wil rechts afslaan. Jelmer loopt vanaf de andere kant en wil rechtdoor. Wie mag voorgaan?
A
Mila, omdat een fietser voor mag gaan.
B
Mila, omdat rechtsaf op dezelfde weg voorgaat.
C
Jelmer, omdat een voetganger voor mag gaan.
D
Jelmer, omdat rechtdoor op dezelfde weg voorgaat.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Imke fietst op een rotonde. Een auto rijdt op de rotonde en wil afslaan. Wie mag eerst?
A
Imke, want rechtdoor op dezelfde weg gaat voor.
B
Imke, want zij heeft voorrang.
C
De auto, want die heeft voorrang.
D
De auto, want rechtsaf op een rotonde gaat voor.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorrang

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorrangsweg. Als je rijdt (fietst), moet je voorrang krijgen van iedereen die uit de zijweg komt rijden.
Einde voorrangsweg.
Als je rijdt (fietst), moet je voorrang krijgen van iedereen die van links en rechts komt rijden.
Je moet voorrang geven aan iedereen die van links of rechts komt rijden. Bij dit bord staan altijd haaientanden op het wegdek.
Stopbord. Als je rijdt (fietst), moet je stoppen voor de stopstreep. Ook als er niets aan komt rijden. Geef voorrang aan iedereen die van links of rechts komt rijden. 

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Veilige fiets

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zit er op en aan een veilige fietst?

Slide 20 - Woordweb

  1. Het stuur zit goed vast.
  2. De bel is goed te horen.
  3. De handvatten zitten goed vast aan het stuur en zijn heel.
  4. De rem werkt goed. Uitsluitend handremmen? Dan moeten beide remmen goed werken. Indien van toepassing: de remblokjes zijn niet versleten.
  5. De koplamp werkt goed, straalt recht naar voren en geeft wit of geel licht.
  6. De spaken in beide wielen zitten goed vast en er zijn geen ontbrekende spaken.
  7. Zijreflectie: De banden hebben cirkelvormige reflectie of er zitten witte of gele reflectoren aan de wielen, minimaal 1 per wiel.
  8. De banden zijn goed opgepompt en hebben voldoende profiel.
  9. Het zadel zit goed vast.
  10. Het zadel is op de juiste hoogte ingesteld: Je kunt met beide voeten (tenen) net de grond raken als je op het zadel zit
  11. De trappers zijn voldoende stroef.
  12. Beide trappers hebben twee gele reflectoren.
  13. De ketting is goed afgesteld; niet te slap, niet te strak. Tip: Heb je een open kettingkast en draag je een wijde broek? Gebruik dan een broekclip of band, zodat de broek niet tussen de ketting kan komen.
  14. Er zit een rode reflector aan de achterkant van de fiets of geïntegreerd in het achterlicht.
  15. Het achterlicht werkt goed, straalt naar achteren en geeft rood licht.
Grote voertuigen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • De bestuurder van een vrachtauto, tractor of bus kan jou niet altijd goed zien. Rijd er daarom nooit vlak achter of naast.
  • Steek er nooit vlak voor of achter over. Blijf er minimaal drie meter voor of achter.

Kom niet in de dode hoek. Blijf er rechts en ruim achter en houd minstens drie meter afstand.

  • Een groot voertuig dat rechtsaf gaat, kan de bocht afsnijden. Haal daarom nooit rechts in, maar blijf achter het voertuig. Ook als het voertuig stilstaat bij een kruising en er al fietsers naast staan, blijf jij met je fiets rechts en ruim achter het voertuig.
  • Houd beide handen aan het stuur als je ingehaald wordt. Je kunt met een harde windvlaag te maken krijgen.

Een vrachtauto, tractor of bus heeft veel ruimte nodig.
Als ze de bocht om komen en de weg is smal, kunnen ze op de andere weghelft terecht komen.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Femke fietst naar een verkeerslicht dat op rood staat. Er staat al een vrachtauto te wachten. Waar moet Femke wachten?
A
Links naast de vrachtwagen.
B
Rechts naast de vrachtwagen.
C
Ruim en links achter de vrachtwagen.
D
Ruim en rechts achter de vrachtwagen.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies