Thema 7 / taak 2 Ik wil graag een afspraak maken

Thema 7 / taak 2 
Ik wil graag een afspraak maken


Wat gaan we doen?
Zinnen maken / Personaal Pronomen als object / Link doe de taak
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Thema 7 / taak 2 
Ik wil graag een afspraak maken


Wat gaan we doen?
Zinnen maken / Personaal Pronomen als object / Link doe de taak

Slide 1 - Tekstslide

Opdracht: 
maak zoveel mogelijk zinnen in 10 minuten.
Gebruik de woorden uit de woordenlijst en de woorden die je al kent.
Gebruik geen woordenboek.

1 zin heeft twee werkwoorden;
1 zin heeft inversie;
1 vraagzin met 'jij' of 'je'.

Slide 2 - Tekstslide

Pronomen 
1.  Personaal pronomen als subject
2. Demonstratief pronomen
3. Possessief pronomen
4. Personaal pronomen als object

Slide 3 - Tekstslide

Possessief pronomen
Ik - mijn
Jij - jouw
Hij - zijn
Zij - haar
U - uw 

Wij - ons/onze
Jullie - Jullie
Zij - hun

Personaal pronomen als subject
Ik ga naar de supermarkt.
Wil je mij bellen?
Zij is ziek.
U bent aardig.
Jullie zijn leuke mensen.
Ik
Jij
Hij
Zij
U

Wij
Jullie
Zij

Singularis
Pluralis

Slide 4 - Tekstslide

Possessief pronomen
Ik - mijn
Jij - jouw
Hij - zijn
Zij - haar
U - uw 

Wij - ons/onze
Jullie - Jullie
Zij - hun

Demonstratief pronomen
Hier

Daar
De - deze 
Deze vrouw

Het - dit
Dit kind

Pluralis - deze
Deze vrouwen
Deze kinderen
De - die 
Die man

Het - dat
Dat dier

Pluralis - die
Die mannen
Die dieren

Slide 5 - Tekstslide

Possessief pronomen
Ik - mijn
Jij - jouw
Hij - zijn
Zij - haar
U - uw 

Wij - ons/onze
Jullie - Jullie
Zij - hun

Possessief pronomen
Ik - mijn
Mijn huisdieren

Jij - jouw
Jouw pen

Hij - zijn
Zijn voetbal

Zij - haar
Haar vrienden


Wij - ons /onze
Ons bed
Onze tafel

Jullie - jullie
Jullie huis

Zij - hun
Hun auto

U - uw
Uw boek

Slide 6 - Tekstslide

Possessief pronomen
Ik - mijn
Jij - jouw
Hij - zijn
Zij - haar
U - uw 

Wij - ons/onze
Jullie - Jullie
Zij - hun

Personaal pronomen als object
Ik - me /mij
Je kunt het me altijd vragen.

Jij - je /jou
Ik ga met je naar de supermarkt.

Hij - hem
Jij geeft hem een cadeau.

Zij - haar
We luisteren naar haar.


Wij - ons
Hij helpt ons.

Jullie - jullie
Ik vind jullie leuk. 

Zij - ze /hen
Zij vindt ze lief / Zij vindt hen lief.

U - u
Ik help u graag.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Link

    1. boom
 2. bom
 3. pen
  4. peen
  5. vis
 6. vies
 7. put
8. puur
9. man
 

 10. maan
11. kus
 12. mug
13. sok
 14. koop
15. zit
16. pit
17. lam
18. zaad

Slide 9 - Tekstslide

wat hebben we gedaan?
zinnen gemaakt: twee werkwoorden, inversie, vraagzin
het pronomen: personaal subject/object, demonstratief
Link
klankoefening

Slide 10 - Tekstslide