KB3 Hoofdstuk 6 Par 4 Uitwerkingen

KB3 Hoofdstuk 6 Par 4 Uitwerkingen
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

KB3 Hoofdstuk 6 Par 4 Uitwerkingen

Slide 1 - Tekstslide

Vraag 39

Productiecapaciteit= maximale hoeveelheid die een bedrijf kan maken


Onderbezetting = minder werk dan een bedrijf aankan


Overbezetting = meer werk dan een bedrijf aankan

Slide 2 - Tekstslide

Vraag 40A

Maximale capaciteit per jaar = 52 weken .

productie per werknemer = 

52 weken x productie per week = 52 x 1,5 mini =78 mini's p/jaar

Totaal per bedrijf =

aantal werknemers x productie per werknemer per jaar

1.500 werknemers x 78 mini's = 117.000 mini's per jaar maximale productie


Slide 3 - Tekstslide

Vraag 40B en C

B)Hoeveel procent van de productiecapaciteit wordt gebruikt ->

Achter het woord van staat productiecapaciteit....

dus dat is 100% --> dus productiecapaciteit onder deelstreep.

50.000            x 100% = 42,7%

117.000

C) Er is onderbezetting omdat er minder mini's worden geproduceerd dan mogelijk is

Slide 4 - Tekstslide

Vraag 41

A) omhoog want met meer machines kan het bedrijf meer produceren.


B) Omlaag want met minder werknemers kan het bedrijf minder produceren

C) Omlaag want met minder productie uren kan het bedrijf minder produceren


Slide 5 - Tekstslide

Vraag 42A
Een stijgende arbeidsproductiviteit betekent dat er meer producten per werknemer worden gemaakt. Er zijn minder werknemers nodig om hetzelfde aantal producten te produceren. Omdat er minder werknemers nodig zijn zullen de loonkosten dalen. Het aantal geproduceerde producten blijft gelijk en de loonkosten dalen. Dus de loonkosten per product zijn lager geworden.

Slide 6 - Tekstslide

Vervolg uitleg Vraag 42A

Een wafelbakker bakt met vier werknemers 360 wafels per uur.

De loonkosten per werknemer zijn € 15,00

De totale loonkosten zijn: 4  x € 15,00 = € 60,00. Per wafel € 60 : 360 = € 01,7

Er komt een nieuwe bakmachine waardoor elke werknemer 120 wafels per uur kan bakken. De wafelbakker heeft nu maar 3 mensen nodig om 360 wafels te bakken. (360 wafels :120 wafels per werknemer = 3 werknemers) 

De totale loonkosten zijn nu 3 werknemers x € 15,00 = € 45,00

De loonkosten per wafels = € 45,00 : 360 = € 0,13

 

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 42B
De kosten voor het gebouw veranderen niet bij een stijgende arbeidsproductiviteit omdat deze kosten constant zijn.

Slide 8 - Tekstslide

Vraag 43

A) arbeidsproductviteit per dag = aantal geproduceerde producten per werknemer per dag.

Productie per dag = 18.000 : 5 dagen = 3.600 hemden per dag.

Werknemers per dag= 40

Arbeidsproductiviteit per dag per werknemer = 3.600 hemden : 40 = 90 hemden per dag per werknemer

B) Hemden zijn moeilijker om te produceren dan T-shirts

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 44

A) productie per dag= 109.080 per week, zes dagen open.

productie per dag= 109.080 : 6 = 18.180 potjes per dag

B) Er zijn 33 werknemers. 

Per werknemer wordt per dag 18.180 ;33 mensen = 550,91 potjes gemaakt. Elke werknemer werkt 8 uur. Per uur wordt door iedere werknemer 550,91 : 8 = 68,9 potjes gemaakt

Slide 10 - Tekstslide

Vraag 45

De arbeidsproductiviteit kan omhoog gaan door:

  • Betere machines te kopen
  • Meer robots inzetten
  • Werknemers scholing geven zodat ze sneller/slimmer kunnen werken
  • Werknemers specialiseren
  • prestatieloon invoeren zodat de werknemer harder gaat werken
  • arbeidsomstandigheden verbeteren zodat de werknemer zich fijner voelt tijdens het werken zodat hij harder werkt

Slide 11 - Tekstslide

Vraag 46
B

Slide 12 - Tekstslide

Vraag 47

Voor de investering was de arbeidsproductiviteit per week:

132.00 fietsen per jaar : 52 = 2.538, 46 fietsen per week

productie werknemer per week: 

2.538,46 : 128 = 19,83 fietsen per werknemer per week.

Na de investering in automatisering:

Productie per week blijft hetzelfde: 2.538,46 maar nu met 120 werknemers.

Arbeidsproductivitiet per werknemer per week: 2538,46 : 120 = 21,15 fietsen per werknemer.

De stijging is dus 21,15 - 19,83 = 1,32 fietsen per week per werknemer

Slide 13 - Tekstslide

Vraag 48

Arbeidsverdeling (specialisatie) betekent dat een werknemer alleen dat doet waar hij goed in is.

Voordeel werkgevers:  Hogere arbeidsproductiviteit.

Nadeel werkgevers: Moelijk om iemand te laten invallen bij ziekte.

Voordeel werknemer: hij vindt het fijn omdat hij doet waar hij goed in is.

Nadeel werknemer: Hij gaat zich snel vervelen omdat hij altijd hetzelfde doet.

Slide 14 - Tekstslide

Vraag 49

De maatschappelijke opbrengsten zijn:

  • Meer werkgelegenheid
  • meer welvaart (mensen hebben meer geld om goederen en diensten te kopen)

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 50

De maatschappelijke opbrengsten zijn:

  • Meer werkgelegenheid
  • meer welvaart (mensen hebben meer geld om goederen en diensten te kopen)

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 51

a) Dit is een voorbeeld van MVO omdat Zeeman ervoor zorgt dat werklozen betere kans maken op een baan en dat is goed voor de mens en voor de maatschappij.


b) Dit project zorgt voor maatschappelijke opbrengsten omdat de maatschappij minder geld kwijt is aan uitkeringen.

Slide 17 - Tekstslide

Samenvatting

Het maximaal aantal producten dat een bedirjf kan maken, is de productiecapaciteit.

Dit hangt af van het aantal werknemers dat bij een bedrijf werkt, het aantal werkuren en kapitaal goederen zoals machines. Als het bedrijf meer werk aankan, is er onderbezetting. Als er teveel werk is, dan is er overbezetting. De productie van een werknemer in een bepaalde tijd noem de arbeidsproductiviteit. Je kunt deze productie vergroten door verschillende maatregelen, waaronder specialisatie of arbeidsverdeling. Meer productie heeft voordelen voor de samenleving. Je noemt dat maatschappelijke opbrengsten. Door maatschappelijk verantwoord ondernemen proberen bedrijven rekening te houden met mens en milieu.

Slide 18 - Tekstslide