In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Werkgelegenheid
Slide 1 - Woordweb
Slide 2 - Video
Het verschil tussen Arbeidsproductiviteit en Productiecapaciteit.
Slide 3 - Open vraag
Schrijf de formule van de arbeidsproductiviteit op...
Slide 4 - Open vraag
Nu weet je wat arbeidsproductiviteit betekent (hierna afgekort als apt). Hoe bereken je de loonkosten per product? Stel de formule op...
Slide 5 - Open vraag
Gerda werkt aan de lopende band in een fabriek. De fabriek wil de loonkosten per product verlagen. De fabriek koopt daarom nieuwe machines, waardoor de arbeidsproductiviteit van Gerda met 15,0% stijgt. De fabriek geeft Gerda 5,0% loonsverhoging omdat het werk zwaarder wordt. Zijn de loonkosten per product gedaald of gestegen? Verklaar je keuze.
Slide 6 - Open vraag
Geef een voorbeeld van een breedte- én een diepte-investering....
Slide 7 - Open vraag
Bereken de verhouding kapitaal/arbeid bij beide plaatjes
Slide 8 - Tekstslide
Conjunctuur betekent...
A
Hoe hoog de werkloosheid in een land is
B
De vraag naar goederen en diensten op de korte termijn
C
Dat de bestedingen dalen
D
Dat er geen economische groei is
Slide 9 - Quizvraag
Kenmerken van een hoogconjunctuur...
A
Lage werkloosheid en lage inflatie. De bezettingsgraad is hoog
B
Hoge werkloosheid en hoge inflatie. De bezettingsgraad is hoog
C
De bestedingen zijn hoog en er ontstaat inflatie. De bezettingsgraad is hoog.
D
geen van bovenstaande antwoorden
Slide 10 - Quizvraag
Een bedrijf wil schoenen produceren en zijn producten ook in het buitenland verkopen. Welke factoren bepalen hoeveel schoenen dit bedrijf gaat produceren?
Slide 11 - Open vraag
De waarde van de productie -ook wel productiewaarde genoemd- bereken je a.d.h.v de volgende formule:
Slide 12 - Open vraag
Ik vond deze les....
Slide 13 - Open vraag
Wat ik nog graag wil weten/leren...
Slide 14 - Open vraag
Schrijf de formule van de productiewaarde in indexcijfers...