Fictie les 5

Fictie
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Fictie

Slide 1 - Tekstslide

Vorige lessen
Fictie
Verhalen die zijn geschreven om je te amuseren (vermaken) zijn fictie. Ze hebben een hoofdpersoon van wie je weet wat hij of zij denkt en voelt. Het zijn verhalen die verzonnen zijn.
Er is realistische en niet-realistische fictie.


Non-fictie
Alle teksten die zijn geschreven met een ander doel dan je te amuseren (bijvoorbeeld informeren of overtuigen) zijn non-fictie. Het zijn teksten die gaan over de werkelijkheid en waarin feiten staan.

Slide 2 - Tekstslide

Deze les
Je leert:
  • hoe je een verhaal beoordeelt middels beoordelingswoorden.

Slide 3 - Tekstslide

Beoordeling
Een beoordeling van een verhaal bestaat uit je mening en jouw argumenten.

De mening is de uitspraak waar je ‘ik vind’ of ‘volgens mij’ voor kunt zetten. Met de argumenten leg je uit waarom je dat vindt. (je kan dan bijvoorbeeld de signaalwoorden 'omdat' of 'want' gebruiken)

Slide 4 - Tekstslide

Je kunt een verhaal of serie op een aantal kenmerken beoordelen, waaronder:
  • Personen: Vond je de personages geloofwaardig en goed beschreven? Kon je je goed inleven in de hoofdpersoon? Herkende je bepaalde emoties of gedrag?

  • Gebeurtenissen: Kwamen de gebeurtenissen realistisch op jou over? Heb je zelf zoiets meegemaakt of ken je anderen die iets dergelijks hebben meegemaakt? Werd je aan het denken gezet?

  • Opbouw: Was het verhaal lastig te lezen of juist niet? Vond je het spannend? Hoe vond je het einde?

  • Taalgebruik: Vond je het taalgebruik moeilijk of makkelijk? Was het beeldend? Kon je voor je zien wat de schrijver bedoelde?

Slide 5 - Tekstslide

Jacht - Cis Meijer
Ik moet dit doen - Maren Stoffels
Faketrip - Margje Woodrow
Match - Buddy Tegenbosch 
Verschijningen - Hilda Spruit

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 6
We maken opdracht 6 op blz. 9-10 van het werkboekje.

  1. Je kiest uit de net getoonde trailers twee uit die jou aanspreken. Leg met beoordelingswoorden uit warom je voor deze twee trailers kiest.
  2. Schrijf nu een beoordeling over jouw eigen leukste boek, boekenserie, tv-serie of film in 150 - 200 woorden. (zie werkboekje voor alle eisen)
  3. Deze beoordeling lever je bij mij in.
  4. Keuzeopdracht; deze maak je thuis als huiswerk.


Slide 7 - Tekstslide

Huiswerk
Opdracht 6
Inleveren vr 15-10: opdracht 6.2 + 6.3

(je mag deze opdrachten via mail inleveren of persoonlijk in de les)
E-mail: d.meijer@cvo-nf.nl

Slide 8 - Tekstslide

Wat zijn beoordelingswoorden bij een PERSOON?
A
knap
B
aardig
C
kind
D
held

Slide 9 - Quizvraag

Welke woorden hieronder zijn beoordelingswoorden?
A
Argument
B
Interessant
C
Spannend
D
Non-fictie

Slide 10 - Quizvraag

Zoek 3
beoordelingswoorden
over het verhaal of een
persoon.

Slide 11 - Open vraag

Met beoordelingswoorden kun je je mening uitleggen.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag