2kader 3.4 Schrijven betoog

H3.4 lesstof lezen over het betoog.
timer
6:00
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

H3.4 lesstof lezen over het betoog.
timer
6:00

Slide 1 - Tekstslide

Welkom bij  3.4 Schrijven betoog
Wat weet je nog? 

Slide 2 - Tekstslide

Welk tekstdoel heb jij als schrijver, wanneer je een betoog schrijft?
A
amuseren
B
activeren
C
overtuigen
D
informeren

Slide 3 - Quizvraag

Lesstof 3.4 van je boek: Hoe deel je een betoog in?
Inleiding: ?
Kern: ?
Slot: ?

Slide 4 - Open vraag

Welke signaalwoorden gebruik je om een reden aan te geven? (argument)
A
eerst, daarna, vervolgens, tot slot
B
dus, kortom, dan ook
C
maar, echter, daarentegen, toch
D
want, omdat, daarom, vanwege, namelijk

Slide 5 - Quizvraag

Welk deel van deze zin is het argument?:
Ik vind het niet verstandig om schooluniformen in te voeren, het levert immers meer nadelen dan voordelen op.

Slide 6 - Open vraag

Welke signaalwoorden gebruik je in je conclusie?
A
eerst, daarna, vervolgens, tot slot
B
dus, kortom, dan ook
C
maar, echter, daarentegen, toch
D
want, omdat, daarom, vanwege, namelijk

Slide 7 - Quizvraag

Waar vind je de leertekst die uitlegt hoe je een betoog opbouwt?
A
digitaal bij 3.4 lesstof
B
digitaal bij 2.4 lesstof
C
digitaal bij 3.3 lesstof
D
digitaal bij 3 in opdr. 5

Slide 8 - Quizvraag

Welke 3 vormen van de pv in t.t. zijn er ookal weer?

Slide 9 - Open vraag

Waarom schreef ik 'opbouwt' in de vorige dia met een -t?

Slide 10 - Open vraag

Verwijswoorden: wanneer gebruik je 'die' en wanneer 'dat'?
A
-die en dat kun je door elkaar gebruiken
B
-die verwijst naar de-woord -dat verwijst naar woorden met het lidwoord 'een'
C
-die verwijst naar meervoud -dat verwijst naar enkelvoud
D
-die verwijst naar de-woord -dat verwijst naar het-woord

Slide 11 - Quizvraag

3.4 Aan de slag --->


Maak 6 en 7 
Bij opdr. 6: Lesstof over korte en lange zinnen! 
 



timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

3.4 Aan de slag --->

Maak opdracht 4 en 5 

timer
20:00

Slide 13 - Tekstslide

Welkom bij  3.4 Schrijven betoog
Wat weet je nog? 

Slide 14 - Tekstslide

Noem minstens 3 signaalwoorden van reden:

Slide 15 - Open vraag

Noem 3 signaalwoorden die een conclusie aangeven:

Slide 16 - Open vraag

3.4 Schrijftaak 


1. Je gaat aan de slag met opdracht 10: je schrijft een betoog. 
2. Huiswerk: Je schrijft een betoog en hebt het af als huiswerk voor maandag 21 maart.
3. In die les beoordeel je in tweetallen elkaars betoog.
     Zorg dus dat je wat hebt gemaakt!! 

We bekijken eerst het beoordelingsformulier bij opdracht 13

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Voorwaarden van het betoog
  • Pas de punten toe die in het beoordelingsformulier van opdracht 13 staan.
  • Maximaal 400 woorden. 
  • Het moet gaan over één van de stellingen van opdracht 10.
  • Je bent VOOR de stelling. Dat wil zeggen dat je het eens bent met de stelling en de lezer moet gaan overtuigen hiervan.

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk voor maandag 21 maart

Wie het niet af heeft, heeft niks te zoeken in de les. Dit betekent dus dat je er direct wordt uitgestuurd als je het niet bij je hebt. 

Slide 20 - Tekstslide

Maak samen met je buurman/buurvrouw opdracht 10


Je krijgt wat stellingen te zien en hier moet je over gaan praten met je klasgenoot. 

                      uiteindelijk kies je elk een aparte stelling uit.
timer
5:00

Slide 21 - Tekstslide

Verder aan de slag met opdracht 11 en 12
timer
20:00

Slide 22 - Tekstslide