Grammatica: kww, zww en hww

Grammatica woordsoorten
Leerwerkboek B

7.1 Grammatica woordsoorten:
- Herhaling zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
- Uitleg nieuw onderdeel: Koppelwerkwoord blz. 14


Aan het einde van de les:

1) Weet je wat een koppelwerkwoord is

2) Kun je het koppelwerkwoord herkennen in een zin


1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammatica woordsoorten
Leerwerkboek B

7.1 Grammatica woordsoorten:
- Herhaling zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
- Uitleg nieuw onderdeel: Koppelwerkwoord blz. 14


Aan het einde van de les:

1) Weet je wat een koppelwerkwoord is

2) Kun je het koppelwerkwoord herkennen in een zin


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen?
1.  Herhalen hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord
2. Uitleg koppelwerkwoord
3. Oefenen via LessonUp
4. Opdrachten maken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werkwoord
Een zelfstandig werkwoord is een werkwoord dat aangeeft wat er gedaan wordt. Ze geven in een zin aan welke handeling er wordt uitgevoerd.  Het gaat altijd om iets wat je kunt doen.

Bijvoorbeeld:
Zij gaan dadelijk heel hard rennen
In een samengestelde zin kijk je per zin wat het zelfstandig werkwoord is:
Ik wil graag weten (hoofdzin) wat hij heeft gedaan (bijzin).




Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hulpwerkwoord
Een hulpwerkwoord is een werkwoord dat het zelfstandig werkwoord ondersteunt. Een hulpwerkwoord geeft geen handeling aan in de zin. Je kunt het hulpwerkwoord ook weglaten zonder dat de betekenis erg verandert.
Bijvoorbeeld:
Ik heb gisteren geen huiswerk gemaakt.
Ik ga dit nooit onthouden.
Wilt u mij hierbij helpen?





Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het belangrijkste werkwoord in de zin?

Gisteravond heb ik tot laat een film gekeken.
A
heb
B
gekeken

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gisteravond heb ik tot laat een film gekeken.

gekeken =
A
zww
B
hww

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het belangrijkste werkwoord in de zin?

Wij gaan liever gamen na school.
A
gaan
B
gamen

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij gaan liever gamen na school.

gaan =
A
zww
B
hww

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is deze uitspraak goed of fout?

In een zin kunnen meerdere zelfstandige werkwoorden staan.
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een zin kunnen meerdere hww staan.
A
goed
B
fout

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een koppelwerkwoord?
Het gaat om 'zijn' , om wat je bent en niet om wat je doet

Het zegt iets over het onderwerp van de zin.
Deze koppelwerkwoorden zijn er:
zijn / worden / blijven / blijken / lijken
schijnen 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een koppelwerkwoord?
Koppelwerkwoorden kunnen altijd vervangen worden door een ander koppelwerkwoord uit het rijtje: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen.

‘Ria is mijn buurvrouw’. 
‘Ria blijkt mijn buurvrouw’  
‘Ria wordt mijn buurvrouw’. 
De betekenis van de zin verandert bijna niet, in alle gevallen gaat het erom dat Ria je buurvrouw is.


Hij komt me niet bekend voor.
Oma blijft thuis.
Het bleek een hele lange dag te zijn.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een koppelwerkwoord?
Het koppelwerkwoord koppelt het onderwerp aan een toestand, functie of eigenschap. Het onderwerp doet niet iets, maar is iets.

Bijvoorbeeld:
Oscar is een gezellig huisdier.
Mijn ouders worden soms gek van mijn gedrag.
Onze mentor blijft voor mij de beste docent.
Hij schijnt heel rijk te zijn. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
Zelfstandig ww
Hulpww
Belangrijkste werkwoord in de zin. Als er 1 ww is, is dat het zww.
Ondersteunt het zelfstandig werkwoord of het koppelwerkwoord.
Geeft aan wat er gedaan wordt. Geeft de handeling aan.
Geeft geen handeling aan. Kan weggelaten worden.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koppelwerkwoord 
Koppelww
Voorbeeld
Belangrijkste werkwoord in de zin. Kan als enige in de zin staan.
Koppelwerkwoord hoort bij het naamwoordelijk gezegde.
Het koppelwerkwoord koppelt het onderwerp aan een toestand, functie of eigenschap. Het onderwerp t doet niets, maar is iets.
Mijn oom is dokter.
Mijn zus wordt later juf.

kww = zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen
vwo 2     > pak de koppelwerkwoorden erbij op blz. 17

havo 2   > pak de bladzijde met de koppelwerkwoorden erbij op blz. 14

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een kenmerk van een zelfstandig werkwoord?
A
kan NOOIT als enige werkwoord in de zin staan.
B
Kan als enige werkwoord in de zin staan
C
koppelt een eigenschap aan het onderwerp

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een kenmerk van een hulpwerkwoord?
A
Kan NOOIT alleen in de zin staan.
B
Kan alleen in de zin staan.
C
Koppelt een eigenschap aan het onderwerp.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een kenmerk van een koppelwerkwoord?
A
kan NOOIT als enige werkwoord in de zin staan.
B
Kan als enige werkwoord in de zin staan
C
koppelt een eigenschap aan het onderwerp

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Joost blijkt een goede voetballer.
A
blijkt is een hulpwerkwoord
B
blijkt is een koppelwerkwoord
C
blijkt is een zelfstandig werkwoord

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sarah is balletdanseres.
A
is = een hulpwerkwoord
B
is = een koppelwerkwoord
C
is = een zelfstandig werkwoord

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Anna en Hanna gaan samen een uur hardlopen.
A
gaan is een koppelwerkwoord
B
gaan is een hulpwerkwoord
C
gaan is een zelfstandig werkwoord

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Anna en Hanna gaan samen een uur hardlopen.
A
hardlopen is een koppelwerkwoord
B
hardlopen is een hulpwerkwoord
C
hardlopen is een zelfstandig werkwoord

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nova wordt blij van verse sneeuw.

A
wordt is een koppelwerkwoord
B
wordt is een zelfstandig werkwoord
C
wordt is een hulpwerkwoord

Slide 24 - Quizvraag

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
Nova heeft vier dagen carnaval gevierd.
Wat is het zelfstandige werkwoord in deze zin?
A
heeft
B
gevierd

Slide 25 - Quizvraag

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
Nederlands is het leukste vak bij ons op school!

is =
A
koppelwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord

Slide 26 - Quizvraag

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
Ik weet wat een hulpwerkwoord is.
A
ja
B
nee

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet wat een zelfstandig werkwoord is.
A
ja
B
nee

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet wat een koppelwerkwoord is.
A
ja
B
nee

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Havo 2: Aan het werk!
Maken
opdracht 7 t/m 10
blz. 14 t/m 16 in je boek

Klaar?
Lezen in je leesboek

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vwo 2: Aan het werk!
Maken
opdracht 10 t/m 13
blz. 17 t/m 20 in je boek

Klaar?
Lezen in je leesboek

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies