2 hv H3 Spelling - koppelteken, weglatingsteken en pvtt: -d of -dt

H3 Spelling
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H3 Spelling

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  1. Ik kan koppelteken en weglatingsstreepje correct gebruiken.
  2. Ik kan persoonsvormen in de tegenwoordige tijd op -d en -dt correct spellen.

Slide 2 - Tekstslide

Waarom is het lastig om deze woorden goed te lezen?
Lees de volgende woorden:
  • autoonderdeel - autoband - autoexpert
  • meeademen - meebeleefd - meeeten
  • skistok - skievenement - skijas
  • mangoijs - schepijs - chocoladeijs

Slide 3 - Tekstslide

Je gebruikt het koppelteken
in samenstellingen tussen klinkers die je ook samen kunt uitspreken, de zogenaamde 'botsende klinkers'.
Klinkerbotsing betekent dat er twee klinkers naast elkaar staan die je als één klank kunt lezen, terwijl ze bij verschillende lettergrepen horen. 
Bijvoorbeeld: stage-uren
ee - aa - oo - uu - ii - ie - ei - ij - au - ou - oe - ui

Slide 4 - Tekstslide

Je gebruikt het koppelteken
  • om leesfouten te vermijden bij klinkerbotsing
    zo-even, stage-uren, radio-omroep, na-apen, tosti-ijzer
  • in aardrijkskundige namen met een extra toevoeging
    Noord-Brabant, Zuid-Amerika, Midden-Nederland
  • bij cijfers, letters en andere tekens
    $-teken, vmbo-leerling, 70-jarige, tbs-kliniek, 40+-kaas, CDA-lid

Slide 5 - Tekstslide

Je gebruikt het koppelteken
  • bij dubbele achternamen
    Ernst Jansen-Steur, Hannie Werters- van de Hoek
  • bij een functie, rang of titel
    assistent-bedrijfsleider, minister-president, adjunct-directeur
  • in woorden met voorvoegsel 'niet-, non- , oud-, ex-,
    niet-roker, niet-alledaags
  • tussen gelijkwaardige delen in een samenstelling
    woon-werkverkeer, haat-liefdeverhouding, peper-en-zoutstel

Slide 6 - Tekstslide


Wat is juist?
A
stageactiviteit
B
stage-activiteit

Slide 7 - Quizvraag

In het woord
'ex+ roker'
moet een koppelteken geplaatst worden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

In het woord
'T+ shirt'
moet een koppelteken geplaatst worden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

In het woord
'bijna+ botsing'
moet een koppelteken geplaatst worden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

rij + examen
A
rij examen
B
rijexamen
C
rij-examen

Slide 11 - Quizvraag

Wat valt je op aan volgende zinnen?
Dinsdagavond en woensdagavond ga ik sporten.

Fietsvakanties, werkvakanties en taalvakanties zijn best populair. 

Ik heb posters van filmhelden en filmpersonages op mijn kamer.

Slide 12 - Tekstslide

weglatingsstreepje
Als je een deel van een woord weglaat, mag dat met een weglatingsstreepje.
Let op: 
- als je het eind van het woord weglaat, komt het streepje bij het eerste woord aan het eind, bijv. in- en uitvoer.
- als je het begin van het woord weglaat, komt het streepje aan het begin van het tweede woord, bijv. damesjassen en -jurken.
- laat je een heel woord weg, dan gebruik je geen streepje.

Slide 13 - Tekstslide

Noteer het weglatingsstreepje op de juiste plek:

wielerwedstrijden en hardloopwedstrijden

Slide 14 - Open vraag


Wat is goed?
A
Rode en - witte rozen
B
Rode - en witte rozen
C
Rode en witte rozen
D
Rode rozen en witte rozen

Slide 15 - Quizvraag

Opdrachten
H3 Spelling

havo : opdr. 1 t/m 5 
p. 98-99

vwo : opdr. 1 t/m 3 + 5 
p. 98-99

Slide 16 - Tekstslide

De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd: -d of -dt?

Slide 17 - Tekstslide

Kies de juiste werkwoordvorm
De leerling-verpleegster ... (verbinden) de wond zo zorgvuldig mogelijk.
A
verbint
B
verbind
C
verbindt
D
verbintd

Slide 18 - Quizvraag

Kies de juiste werkwoordvorm
Morgen ... (worden) jij om 9.00 uur verwacht bij de orthodontist.
A
wort
B
word
C
wordt
D
wortd

Slide 19 - Quizvraag

Is de persoonsvorm correct gespeld?
Wanneer word je broer bevorderd tot luitenant?
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quizvraag

Is de persoonsvorm correct gespeld?
Tegenwoordig ontregelt een klein beetje sneeuw het treinverkeer al.
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quizvraag

-d of -dt?
Je hoort het verschil tussen -d en -dt niet.
Dit probleem komt alleen voor bij werkwoorden met in de infinitief een d voor de uitgang -en.

Voorbeelden:
aanmelden, antwoorden, landen, opladen, verbranden en vermoeden.

Slide 22 - Tekstslide

Zo kies je tussen -d of -dt
Bepaal eerst welk onderwerp er bij de persoonsvorm hoort



Slide 23 - Tekstslide

Je kiest voor -d als:
1. het onderwerp IK is
2. het onderwerp JE of JIJ is achter de persoonsvorm 

Voorbeelden:
1. Ik laad mijn telefoon op.
Antwoord ik voor mijn beurt?
2. Meld jij ons even aan?
Vermoed je ook dat dit niet klopt?


Slide 24 - Tekstslide

Je kiest voor -dt:
 In alle andere gevallen in het enkelvoud.
Voorbeelden:
Het vliegtuig landt om drie uur.
Verbrandt je vader zijn vinger?
Je laadt mijn iPad toch wel op tijd op?
De docent raadt je aan goed te leren.

Slide 25 - Tekstslide

Ezelsbruggetje!
Vervang het werkwoord in de zin door het werkwoord 'lopen', 'maken' of 'smurfen'.

Slide 26 - Tekstslide

... (onthouden) je deze regels goed?

Slide 27 - Open vraag

... (vinden) je dat nu echt een goed idee?

Slide 28 - Open vraag

Ik denk dat de verzekering de schade wel ... (vergoeden)

Slide 29 - Open vraag

Als ik de pleister los trek, (bloeden) de wond weer flink
A
bloedt
B
bloed
C
bloeden
D
bloet

Slide 30 - Quizvraag

Opdrachten
H3 Spelling - werkwoorden

havo : opdr. 1 t/m 5 
p. 100-101

vwo : opdr. 1 t/m 5 
p. 100-101

Slide 31 - Tekstslide