Foutieve samentrekking

Goed of fout?
De jongeren hebben hun fiets gepakt en gaan op weg naar de stad
A
Goed
B
Fout
1 / 14
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Goed of fout?
De jongeren hebben hun fiets gepakt en gaan op weg naar de stad
A
Goed
B
Fout

Slide 1 - Quizvraag

Samentrekken wil zeggen dat je een herhaling van een woord of paar woorden weglaat.

Dit mag onder een paar voorwaarden.... 

Slide 2 - Tekstslide

Goed of fout?
De jongeren hebben een nieuwe fiets en hem nu al vernield.
A
Goed
B
Fout

Slide 3 - Quizvraag

De jongeren hebben een nieuwe fiets en hem nu al vernield.
-Het weggelaten woord/woorden moet(en) dezelfde grammaticale functie hebben.
-Het weggelaten woord/woorden moet(en) op dezelfde plek in de zin staan t.o.v. de pv
-Het weggelaten woord/woorden moet(en) dezelfde betekenis hebben. 
-Betekenis van samengetrokken werkwoord verschilt. 
-Getal of tijd van samengetrokken pv verschilt. 

Slide 4 - Tekstslide

De jongeren hebben een nieuwe fiets en hem nu al vernield.
Stap 1: kijk welk(e) woord(en) is/zijn weggelaten. 
de jongeren hebben
Stap 2: kijk welke functie het woord/de woorden heeft/hebben in de zin. 
zin 1: de jongeren = ow, hebben = zww
zin 2: de jongeren = ow , hebben = hww 

-> samentrekken mag niet

Slide 5 - Tekstslide

Goed of fout?
Hij heeft een goede baan, maar er ook hard voor gestudeerd.
A
Goed
B
Fout

Slide 6 - Quizvraag

Hij heeft een goede baan, maar er ook hard voor gestudeerd.
Stap 1: kijk welk(e) woord(en) is/zijn weggelaten. 
hij heeft
Stap 2: kijk welke functie het woord/de woorden heeft/hebben in de zin. 
zin 1: hij = ow, heeft =kww
zin 2: hij = ow , heeft = hww 

-> samentrekken mag niet

Slide 7 - Tekstslide

Goed of fout?
Ze blies de zwemband en het luchtkussen op.
A
Goed
B
Fout

Slide 8 - Quizvraag

Goed of fout?
Ze blies de ballon op en de kaars uit.
A
Goed
B
Fout

Slide 9 - Quizvraag

Ze blies de ballon op en de kaars uit.
Stap 1: kijk welk(e) woord(en) is/zijn weggelaten. 
ze blies
Stap 2: kijk welke functie het woord/de woorden heeft/hebben in de zin. 
zin 1: ze = ow blies = zww zin 2: ze = ow blies = zww     -> ga door naar stap 3
Stap 3: kijk waar het woord/de woorden staan tov pv
zin 1: voor de pv die is weggelaten, zin 2: voor de pv die is weggelaten -> door naar stap 4
Stap 4: kijk of het woord/de woorden in beide zinnen dezelfde betekenis hebben. 
Blies op en blies uit = niet dezelfde betekenis. Dus samentrekking mag niet. 

Slide 10 - Tekstslide

Welke foutieve samentrekking zie je in de zin:
De politie moest optreden, maar de brandweermannen niet.
A
grammaticale functie van zinsdeel verschilt
B
grammaticale functie van ww verschilt
C
betekenis van ww verschilt
D
Getal pv verschilt.

Slide 11 - Quizvraag

Welke foutieve samentrekking zie je in de zin:
Dit is een film die mij zeer boeide en je niet mag missen.
A
grammaticale functie van zinsdeel verschilt
B
grammaticale functie van ww verschilt
C
betekenis van ww verschilt
D
Getal pv verschilt.

Slide 12 - Quizvraag

Van foutieve samentrekking is sprake wanneer...
1. grammaticale functie van het samengetrokken werkwoord verschilt. 
2. grammaticale functie van het zinsdeel verschilt. 
3. Plaats van het zinsdeel t.o.v. pv verschilt. 
4. Betekenis van samengetrokken werkwoord verschilt. 
5. Getal of tijd van samengetrokken pv verschilt. 


Slide 13 - Tekstslide

maken opdr. 13 en 14 blz. 221, 222

Slide 14 - Tekstslide