Samenvatting h5 en 6

Toets spelling h5 
Wat moet je weten?
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, bLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Toets spelling h5 
Wat moet je weten?

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd (tt)

Slide 3 - Tekstslide

Persoonsvorm in de verleden tijd (vt)

Regels verleden tijd van zwakke werkwoorde:


- Vaak hoor je of je stam + te(n) of stam + de(n)

moet gebruiken

- Gebruik een ezelsbruggetje 't kofschip als je

het niet (zeker) weet



Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Tekstslide

Voltooid deelwoord

  • Begint vaak met ver, be, ge, her, ont
  • Gaat samen met de persoonsvorm hebben, zijn of worden.
Voorbeeld
Wij hebben gisteren uitgeslapen.
De leerlingen hebben hard gewerkt.

Door het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden langer te maken hoor je of het een -d of 
-t krijgt of gebruik het T eX KoSCHiP

Slide 7 - Tekstslide

Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
  • Je kunt een voltooid deelwoord ook gebruiken als bijvoeglijk naamwoord. Je schrijft het dan zo kort mogelijk, zonder dat de uitspraak verandert.
De verbrede weg
De vergrote foto
  • Als je een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruikt, komt er vaak een -e achter.
De auto's waren volledig uitgebrand.
De uitgebrande auto's
  • Een voltooid deelwoord dat eindigt op -en krijgt geen extra -e
De wedstrijd werd gewonnen
De gewonnen wedstrijd.

Slide 8 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Bij verkleinwoorden op een a, é, o of u wordt de klinker verdubbeld.

auto - autootje
café - cafeetje
opa - opaatje
kano - kanootje
accu - accuutje

Slide 9 - Tekstslide

Verkleinwoorden
  • Verkleinwoorden op de y, schrijf je met een apostrof. 

baby - baby'tje
sherry - sherry'tje

  • Verkleinwoorden op i krijgen ie. 

taxi - taxietje

Slide 10 - Tekstslide

6. MEERVOUD op -ën

Bij woorden die eindigen op -ee of -ie maak je langer met -ën of met -"n (let op de plaats van de klemtoon)

fee = feeën

knie = knieën

bacterie = bacteriën

porie = poriën

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link