3V-C4-TAAL-§6-Uitdrukkingen

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
Doel van de les= uitdrukkingen
10 minuten stil lezen
Indien opdrachten gemaakt, dan bespreken

Start nieuw onderwerp

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Chromebook in de tas. Lees en werkboek op tafel.

Slide 3 - Tekstslide

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


In deze les leer je de betekenis van een aantal thematische uitdrukkingen.


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

  • Zijn vaste combinaties van woorden.
  • Zijn ook altijd figuurlijk bedoeld.

Wie weet nog een uitdrukking?
Uitdrukkingen

Slide 6 - Tekstslide

Thematische uitdrukkingen
  • Uitdrukkingen zijn unieke combinaties van woorden om uit te leggen wat je bedoelt. 
  • Veel van deze uitdrukkingen zijn thematisch. Denk bijvoorbeeld aan het weer, dieren of het menselijk lichaam.
  • Na regen komt zonneschijn.
  • Blaffende honden bijten niet.
  • Een oogje op iemand hebben.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is letterlijk taalgebruik?
Beschrijf het in je eigen woorden.

Slide 8 - Woordweb

Wat is figuurlijk taalgebruik?
Beschrijf het in je eigen woorden.

Slide 9 - Woordweb

Waarom gebruiken we nog steeds (thematische) uitdrukkingen? Leg uit je in je eigen woorden.

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Video

Een thematische uitdrukking heeft meer te maken met abstracte, figuurlijke betekenis en wordt vaak gebruikt om specifieke thema’s, concepten of ideeën uit te drukken. 

Kenmerken van thematische uitdrukkingen:

Abstracte betekenis: Thematische uitdrukkingen worden vaak gebruikt om abstracte ideeën of thema’s te communiceren, zoals filosofische of ideologische concepten.

Figuurlijk gebruik: Ze bevatten vaak figuurlijk taalgebruik, wat betekent dat de betekenis verder gaat dan de letterlijke interpretatie van de woorden.



Slide 12 - Tekstslide

Contextafhankelijk: Deze uitdrukkingen worden vaak gebruikt in literatuur, filosofie, politiek, en andere contexten waar diepere betekenissen worden gecommuniceerd.

Voorbeelden van thematische uitdrukkingen:

"De strijd tussen goed en kwaad" (figuurlijk, verwijst naar morele conflicten).

"De vergankelijkheid van het leven" (figuurlijk, verwijst naar de tijdelijke aard van het menselijk bestaan).

"Het recht van de sterkste" (figuurlijk, verwijst naar machtsverhoudingen).

Thematische uitdrukkingen zijn dus vaak figuurlijk, omdat ze betekenis overbrengen die verder gaat dan de letterlijke woorden en gebruik maken van symboliek of metaforen.


Slide 13 - Tekstslide

De krekel sjirpte dag en nacht, zo lang het zomer was,
Wijl buurvrouw mier bedrijvig op en neer kroop door 't gras
"Ik vrolijk je wat op," zei hij. "Kom, luister naar mijn lied."
Zij schudde nijdig met haar kop: "Een mier die luiert niet!"
Toen na een tijd de vrieswind kwam, hield onze krekel op.
Geen larfje of geen sprietje meer: droef schudde hij zijn kop.
Doorkoud en hongerig kroop hij naar 't warme mierennest.
"Ach, juffrouw mier, geef alsjeblieft wat eten voor de rest
Van deze barre winter. Ik betaal met rente terug,
Nog vóór augustus, krekelwoord en zweren doe 'k niet vlug!"
"Je weet dat ik aan niemand leen,"
Zei buurvrouw mier toen heel gemeen.
"Wat deed je toen de zon nog straalde
En ik mijn voorraad binnenhaalde?"
"Ik zong voor jou," zei zacht de krekel.
"Daaraan heb ik als mier een hekel!
Toen zong je en nu ben je arm.
Dus dans nu maar, dan krijg je 't warm!"
Wie leeft van kunst gaat door voor gek.
Vaak lijdt hij honger en gebrek.

Slide 14 - Tekstslide

Fabels eindigen meestal met een moraal. 
Wat betekent het woord ‘moraal’?
De moraal van een verhaal is de diepere betekenis van een tekst. 

Deze staat er vaak niet letterlijk in, maar is de belangrijke boodschap die de schrijver van een verhaal aan jou over probeert te brengen.

Slide 15 - Tekstslide

Fabels eindigen meestal met een moraal. 
Wat is de moraal in het verhaal van de krekel en de mier?
De moraal van dit verhaal draait om voorbereid zijn . Als we hard werken en plannen maken voor de toekomst, komen we niet in de positie van de krekel terecht, die afhankelijk is van anderen. De mier kan echter ook iets van de krekel leren. In de zomer is de mier niet blij, omdat hij zichzelf geen rust gunt.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Schrijf de antwoorden op
drijven / hakken / stoppen / lopen / springen

in de doofpot.....
uit je vel.....
op rolletjes.....
in de pan.....
in het nauw.....
timer
2:00

Slide 18 - Tekstslide

Papier is geduldig
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 19 - Quizvraag

Pieter is als een sluwe vos te werk gegaan.
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 20 - Quizvraag

Zo'n etterbak moet streng gestraft worden.
A
Personificatie
B
Metafoor
C
Vergelijking

Slide 21 - Quizvraag

Annie kwam aanrijden in haar koekblik.
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 22 - Quizvraag

Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie

Slide 23 - Quizvraag

De kerktoren kijkt uit over de hele stad.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie

Slide 24 - Quizvraag

Het schip van de woestijn sjokte in een rustig tempo door het rulle zand naar de oase.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het beeld in de volgende zin:
Bram is de wandelende encyclopedie van de klas.
A
Bram
B
de wandelende encyclopedie
C
de klas

Slide 26 - Quizvraag

Welk woord is niet letterlijk bedoeld?
De storm huilde om het huis.
A
De storm
B
huilde
C
het huis.

Slide 27 - Quizvraag

Hoe noemen we de vorm van beeldspraak in de volgende zin:
De storm huilde om het huis alsof hem iets werd aangedaan.
A
metafoor
B
personificatie

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Video

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 30 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten
Zet het zo in je schrift:
cursus-C
paragraaf -§
bladzijde -blz. 
opdracht- opdr.

Staat er: omcirkel, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken. Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!

Slide 33 - Tekstslide

§ 2 Tekstverbanden
Maken weektaak: 

Taal - §6 uitdrukkingen
Oefenen met opdracht 1 t/m 3 – blz. 102 en 103





Slide 34 - Tekstslide