7.2 Exponentiële formules

7.2 Exponentiële formules
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

7.2 Exponentiële formules

Slide 1 - Tekstslide

Exponentiële 'groei'...
...als een hoeveelheid iedere tijdseenheid 
(bv: minuut, uur, maand, jaar) met hetzelfde percentage 
toe- of afneemt. 
Bijvoorbeeld rente waardoor je spaargeld toeneemt 
of het percentage waarmee de hoeveelheid zielige diertjes afneemt.  



Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Deze tabel gaat over de groei van bacteriën.
Welke groeifactor hoort bij deze tabel?

Slide 4 - Open vraag

Welke exponent/macht gebruik je bij t=5

Slide 5 - Open vraag

Welke exponent/macht gebruik je bij t=6

Slide 6 - Open vraag

Wat is de waarde van a als t=10?

Slide 7 - Open vraag

Welke formule hoort bij deze tabel?
A
B
C

Slide 8 - Quizvraag

Bij een ander soort bacteriën hoort deze tabel.
Met welk getal moet je steeds vermenigvuldigen?

Slide 9 - Open vraag

Welke waarde van a hoort bij t=3?

Slide 10 - Open vraag

Welke waarde van a hoort bij t=4?

Slide 11 - Open vraag

Welke waarde van a hoort bij t=5?

Slide 12 - Open vraag

Hoeveel bacteriën waren er in het begin?

Slide 13 - Open vraag


Wat is de groeifactor?

Slide 14 - Open vraag

Welke formule hoort bij deze tabel?
A
B
C

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video

Slide 17 - Tekstslide

aantal = begingetal x groeifactor tijd 
                
  • N = aantal
  • b = begingetal =startgetal (in een tabel onder de 0)
  • g = (groei)factor 
  1. Tabel -> Hoeveel keer groter wordt het getal onder in de tabel? (bovenin moet er steeds +1 staan)
  2. uitrekenen met de formule 
  • tijd = t = de tijd die genoemd wordt. Let goed op de eenheid!
N=bgt
g=100p+100

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht
maak opgave 8 t/m 12

Slide 19 - Tekstslide

Lever opgave 12 hier in

Slide 20 - Open vraag

Wat is het begingetal en de groeifactor?
A
1,1 en 100
B
100 en 110
C
0 en 1,1
D
100 en 1,1

Slide 21 - Quizvraag

Welke formule hoort bij de tabel?
A
h=1001,1t
B
h=100+1,1t
C
h=1,1100t
D
h=10011t

Slide 22 - Quizvraag

Bedrag in Euro = 250x1,035^t
Hoeveel % is de rente?
A
35 %
B
3,5 %
C
2,5 %
D
te laag

Slide 23 - Quizvraag

Je hebt 1500 Euro op de bank gezet en je krijgt 2,75 % rente. Wat is de formule voor jouw spaargeld?
A
B=15002,75t
B
B=15001,0275t
C
B=15001,275t
D
te ingewikkeld

Slide 24 - Quizvraag

Het aantal leden van Dartclub Nijkerk is nu 131 en vermindert elk jaar met 4,5 procent. Wat is de formule?
A
A=1311,045t
B
A=1314,5t
C
A=1311,45t
D
A=1310,955t

Slide 25 - Quizvraag

Einde les

Slide 26 - Tekstslide