4 kgt H2.3 Exponentiële verbanden

Welkom
Paragraaf 2.3 Exponentiële verbanden

Leg voor je open:
4kM: blz 82 
4kA: blz  101
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Paragraaf 2.3 Exponentiële verbanden

Leg voor je open:
4kM: blz 82 
4kA: blz  101

Slide 1 - Tekstslide

Voorkennis
Wat weet je al?

Slide 2 - Tekstslide

De lengte van een kaars bereken je met de onderstaande formule.
L = lengte in cm en t = tijd in uren.

Hoe lang was de kaars toen hij nog niet aangestoken was?

L=356t

Slide 3 - Open vraag

Hoe lang is de kaars na 4 uur branden?
L=356t

Slide 4 - Open vraag

Bereken g als a=7
g=83a+4

Slide 5 - Open vraag

Lesdoelen
  • Je leert  werken met exponentiële verbanden

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg theorie

Slide 7 - Tekstslide

1

Slide 8 - Video

Exponentiële groei...
...als een hoeveelheid iedere tijdseenheid 
(bv: minuut, uur, maand, jaar) met hetzelfde percentage 
toe- of afneemt. 

Bijvoorbeeld rente waardoor je spaargeld toeneemt 
of het percentage waarmee de hoeveelheid zielige diertjes afneemt.  



Slide 9 - Tekstslide

00:23
Wat kies je?
A
de 500 munten
B
een maand lang elke dag het dubbele aantal munten van de dag ervoor

Slide 10 - Quizvraag

Exponentiële verbanden

Een exponentieel verband heeft een macht met een vast grondtal en de exponent is een variabele.



Slide 11 - Tekstslide

Exponentiële verbanden

Een exponentieel verband heeft een macht met een vast grondtal en de exponent is een variabele.



aantal = 3t

Slide 12 - Tekstslide

Exponentiële verbanden

De formule bij een exponentieel verband is opgebouwd uit een begingetal, een groeifactor en een macht (dit is een variabele).


  

aantal = begingetal x groeifactort

Slide 13 - Tekstslide

Exponentiële tabellen

Als je in een tabel iedere keer met dezelfde factor moet vermenigvuldigen om de volgende uitkomst te krijgen, is er sprake van exponentiele groei.


De factor waarmee je vermenigvuldigt is de groeifactor.

Als je terug moet in de tijd, deel je door de groeifactor

Slide 14 - Tekstslide

Exponentiële tabellen

Het begingetal vind je onder de 0 in de tabel.

de groeifactor vind je door twee opeen volgende getallen van de onderste rij door elkaar te delen.



aantal = begingetal x groeifactort

Slide 15 - Tekstslide

aantal = begingetal x groeifactort
  • De groeifactor kun je vinden met behulp van de tabel.
  • De groeifactor is het getal bij de boogjes waarmee steeds is vermenigvuldigd om het volgende antwoord te krijgen
  • Je vindt de groeifactor door de antwoorden door elkaar te delen zoals in het plaatje hiernaast

Slide 16 - Tekstslide

aantal = begingetal x groeifactort
  •  Begingetal = 5 
       (staat onder de 0)

  • Groeifactor = 3 
      15 : 5 = 3
      45 : 15 = 3  
      135 : 45 = 3
aantal = 5 x 3t

Slide 17 - Tekstslide

Groeifactor met andere tijdseenheid

Als de groeifactor per jaar 1,2 is 
is de groeifactor per 5 jaar                   

Als je terug moet in de tijd, deel je door de groeifactor, dit geldt ook als je de groeifactor over meerdere tijdseenheden moet berekenen
1,25=2,49

Slide 18 - Tekstslide

Je kan het!
Enkele oefeningen...

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het begingetal van de volgende formule:

x
3,4t
aantal=6
A
aantal
B
3,4
C
6
D
t

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de groeifactor van de volgende formule:

x
Hoogte=348
2,3t
A
2,3
B
t
C
hoogte
D
348

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de groeifactor van de tabel hiernaast
A
1
B
3
C
5
D
10

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het begingetal van de tabel hiernaast
A
0
B
3
C
5
D
10

Slide 23 - Quizvraag

Is dit een exponentiele tabel?
A
ja, begingetal 5, groeifactor 10
B
Nee, de groeifactor is niet steeds zelfde
C
Ja, begingetal 5, groeifactor 3
D
Nee, tabel begint niet bij 0

Slide 24 - Quizvraag

Groeifactor = 1,2.

Wat is de formule voor dit verband?
A
tijd=2501,2g
B
gewicht=2501,2t
C
tijd=1,2250g
D
gewicht=1.2250t

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de formule die bij deze tabel hoort?
A
tijd=31,5t
B
lengte=31,5t
C
tijd=1,53l
D
lengte=1,53t

Slide 26 - Quizvraag

Huiswerk


Maak in deze les:
 
4kM: Opgave 22 t/m opgave 33   
Bladzijde 82.   

4kA: Opgave 22 t/m opgave 33 
Bladzijde 101. 

  Succes!

Slide 27 - Tekstslide

Wat heb je geleerd van deze les?

Slide 28 - Open vraag

Wat vind je nog moeilijk aan deze les?

Slide 29 - Open vraag

Tot ziens iedereen

Slide 30 - Tekstslide