Les 4 Oplosmiddelen

Terugblik
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Terugblik

Slide 1 - Tekstslide

Oplossing
Suspensie
Emulsie
Een mengsel van stoepkrijt in water
Een mengsel van zonnebloemolie en water
Een troebel mengsel
Een mengsel van alcohol en water

Slide 2 - Sleepvraag

filtreren
extraheren
papierchromatografie
indampen
destilleren

Slide 3 - Sleepvraag

Welke scheidingsmethode gebruik je om een suspensie te scheiden?
A
destilleren
B
extraheren
C
filtreren
D
adsorberen

Slide 4 - Quizvraag

zuivere stof
mengsel

Slide 5 - Sleepvraag

Theorie
Hoofdstuk 4 Oplosmiddelen

Slide 6 - Tekstslide

Oplosmiddelen
  • In een oplosmiddel  kunnen stoffen oplossen.
  • Vaak gebruik je (gedestilleerd) water als oplosmiddel.

  • Wasbenzine (vet)
  • Alcohol (vet)
  • Aceton (nagellak)
  • Terpentine (verf)

Slide 7 - Tekstslide

Het oplosmiddel water:
molecuulformule:                       H2O
structuurformule:
wetenschappelijke naam:        diwaterstofoxide
triviale naam:                                  water
kookpunt:                                          100 oC
smeltpunt:                                         0 oC
dichtheid van vloeibaar water: 0,998 g/cm3

Slide 8 - Tekstslide

Het oplosmiddel water:
Kan in alle drie de fasen op aarde voorkomen:

vast:             s
vloeibaar:   l
gas:              g

Slide 9 - Tekstslide

Gedestilleerd water
Gedestilleerd water kun je uit kraanwater maken met behulp van een destillatieopstelling. Zie de tekening hiernaast.

= water waar alle andere stoffen uit gehaald zijn

Slide 10 - Tekstslide

Hydrofiele stoffen: stoffen die goed mengen met water

bv. suiker, ranja, alcohol


Slide 11 - Tekstslide

Hydrofobe stoffen: stoffen die niet goed mengen met water.

bv. olie, terpentine, wasbenzine, nagellak

Slide 12 - Tekstslide

Oplosbaarheid en verzadiging
Je kan niet oneindig veel van een stof oplossen in een oplosmiddel.
EN
Je kan ook niet elke stof oplossen in een oplosmiddel.

De oplosbaarheid van een stof wordt gegeven in gram stof dat oplost per liter (g/L) 

Slide 13 - Tekstslide

oplosbaarheid:


vaste stoffen: hoe hoger de temperatuur, hoe meer er kan oplossen.


gassen: hoe hoger de temperatuur, hoe minder van het gas oplost.

Slide 14 - Tekstslide

Bindingen tussen op te lossen stof worden verbroken.

Bindingen tussen het oplosmidden worden verbroken.

Nieuwe bindingen tussen oplosmiddel en opgeloste stof ontstaan.

Slide 15 - Tekstslide

Als je een stof oplost dan verdwijnt deze stof
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Hoe hoger de temperatuur, hoe meer koolstofdioxide in je limonade oplost.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Wat is bij limonade het oplosmiddel?
A
limonadesiroop
B
water

Slide 18 - Quizvraag

Een voorbeeld van een oplosmiddel is
A
chloor
B
allesreiniger
C
schoonmaakazijn
D
alcohol

Slide 19 - Quizvraag

Hydrofiele stoffen lossen op in ...
A
hydrofiele stoffen
B
hydrofobe stoffen
C
in beide
D
niet

Slide 20 - Quizvraag

Een oplossing is
A
altijd helder
B
soms helder
C
nooit helder
D
helder met stukjes er in

Slide 21 - Quizvraag

Lesopdracht
  • Voer experiment 4 van blz. 31 uit
  • Vul het meetrapport in op blz 32,33
  • Lees blz 26 t/m 28
  • Maak vraag 1 t/m 10 van blz. 29 en 30 

Slide 22 - Tekstslide